Onno van Boven werkte van 1998 tot medio 2014 bij Defensie. Hij is meer dan twaalf keer uitgezonden voor zowel het Korps Commandotroepen als de MIVD. Zo zat hij in Afghanistan en Irak en nam hij deel aan afgeschermde missies in Afrika. In 2017 zette hij met oud-collega Ray Klaassens de stichting Commando & Family Support (CFS) op. De ANBI-stichting wordt gefinancierd met sponsorgeld en gerund door vrijwilligers. ‘Collega’s die hulp zoeken in het reguliere circuit vallen best vaak tussen wal en schip.’
1 Wat doet Commando & Family Support (CFS)?
‘CFS is een tijdelijk en laagdrempelig vangnet voor mensen die bij de commando’s werken of gewerkt hebben en die vragen of problemen hebben. Het kan daarbij gaan om loopbaankwesties, maar ook om financiële zorgen of persoonlijke problemen zoals PTSS. We zijn er voor deze commando’s én hun naaste familie.’
2 Wat bieden jullie deze mensen?
‘Wij zijn geen hulpverleningsinstantie, maar bieden een luisterend oor en soms praktische hulp. Bij dat laatste kun je denken aan tijdelijke financiële steun of middelen voor een weekend weg met het gezin. Laatst hebben we een voormalige commando die na een scheiding een flink eind bij zijn kinderen vandaan kwam te wonen, een elektrische fiets cadeau gedaan. Bij diepgaande problemen helpen we om passende professionele hulp te vinden. Heel belangrijk is dat we niet meteen een mening hebben, ook niet als iemand het even flink verkloot heeft. Iedereen is welkom bij CFS. Onze vrijwilligers hebben zelf bij de commando’s gewerkt óf zijn onderdeel van het thuisfront. Feitelijk zijn het dus allemaal ervaringsdeskundigen, die snappen waarover je het hebt. De vrijwilligers fungeren ook als antenne; als zij een (oud)commando tegenkomen die wel wat hulp kan gebruiken, attenderen ze hem of haar op het bestaan van CFS.’
3 Defensie biedt ondersteuning aan veteranen én hun naasten. Hoe vormt CFS een aanvulling daarop?
‘Ray en ik zijn beide vaak uitgezonden geweest en kregen geregeld vragen van (voormalig) commando’s die ergens mee zaten. Wij constateerden dat collega’s die hulp zoeken in het reguliere circuit best vaak tussen wal en schip vallen. Ze komen niet of nog niet voor bepaalde regelingen in aanmerking of moeten wachten op de start van een traject. Wij vullen die niche met een laagdrempelige en tijdelijke voorziening, een soort tussenstop. In de praktijk blijkt dat mensen daar soms genoeg aan hebben. Andere keren zijn we een vehikel naar een professionele hulpverlener – in die zin zijn we ook drempelverlagend.’