“Ineens was ik de patiënt waar we voor geoefend hadden”

19 december 2012
Deel dit bericht:
Tijdens mijn missie in 2003 in Bosnië koos ik tijdens de R&R (Rest and Recuperation) voor het canyoningen. Ik wilde eigenlijk liever barbecueën op een boot. Alleen de mensen waar ik veel mee optrok gingen allemaal canyoningen. Dus ging ik maar mee. Aan het einde van de canyoning moest iedereen een sprong van 14 meter maken. Ik ben op veel terreinen soft, maar echt hoogtevrees heb ik niet. Ik wilde springen, mede omdat dat dat minder vermoeiend was dan naar beneden klimmen! Om die reden heb ik me, denk ik, ook te slecht geconcentreerd. De sprong ging mis.

De arts ‘doet’ de patiënt, de maatschappelijk werker de coördinatie naar het thuisfront en de psycholoog de opvang van de andere militairen in het gebied. Nooit hadden we geoefend met het idee dat het een van ons zou betreffen. Ik werd, met mijn nek gefixeerd, tegen de berghelling omhoog gesjouwd. Omdat we 2 uur naar het ziekenhuis in Split moesten rijden deed ik de suggestie om een helikopter te laten komen. Dat hadden we zo afgesproken, als het te lang zou duren om de patiënt bij een ziekenhuis te krijgen dan zouden we een helikopter aanvragen. Helaas wees de arts dat af. Later begreep ik dat de arts dat speet. Niemand had toen in de gaten hoe serieus mijn letsel was. Het meest moeilijke moment was toen goede vriend Peter, de maatschappelijk werker, die avond in het ziekenhuis kwam. Hij vertelde mij dat ik gerepatrieerd zou worden. Ik had totdat moment gedacht dat ik best naar Sipovo zou kunnen. Hij nam het over: “Nee Annemarie dat kan echt niet. Je moet naar Nederland, morgen vlieg je terug”. Toen vertelde hij mij dat er ook al een maatschappelijk werker naar mijn ouders was gegaan om hen over het ongeluk te vertellen.

Het verhaal van mijn ouders van die middag is hart verscheurend. Met de, ook destijds al aanwezige, snelle communicatie middelen wilden we voorkomen dat naasten op een andere manier dan via de formele route iets zouden horen. Zo hadden we dat geoefend.  Maar omdat het dus lang duurde voordat ik in Split was, hebben zij lang niet geweten wat er met me was. Ze wisten alleen dat ik ernstig gewond was. Ik mocht die avond naar huis bellen. Voor mijn ouders was dat een geruststellend telefoontje. Ik leefde nog en ik kon goed met ze praten. Voor mij vervloog met dat telefoontje de definitieve hoop om in Bosnië te blijven.

De volgende dag was een rare dag. Een aantal bekenden waren uit Bugojno naar mij toe gekomen. Heel erg fijn. Vervolgens kwamen er Nederlandse artsen.  Pas toen durfde ik me te ontspannen. Ik was echt heel bang geweest en ik had totaal geen vertrouwen gehad in de artsen in dat ziekenhuis. Helaas bleek dat zij mij niet gerust konden stellen aangaande mijn rug. Ik had die nacht op mijn zij gelegen maar dat was een slecht plan. Ik werd in een vacuummatras ‘ gepompt’  om me te stabiliseren.  En zo vlogen we naar Nederland.  In het Centraal Militair Hospitaal waren mijn ouders en mijn zus,. Zij waren erg blij dat ik er weer was. Mijn kolonel was er ook. Ik kon alleen maar huilen. Ik heb wel 100 keer gezegd: Sorry, ik kan mijn missie niet afmaken.