Bijna 70 jaar geleden streden ‘onze jongens’ ook in Korea, maar niet om olympisch goud

16 februari 2018
Deel dit bericht:

Begin jaren ’50 hebben ruim 4.700 Nederlandse militairen in Korea gediend. Nu de Olympische Spelen in Korea plaatsvinden, staan ook deze verhalen zeer terecht weer in de belangstelling. Bijvoorbeeld het verhaal van de 86-jarige Herman van der Leelie, die in Korea gewond raakte door een mortieraanval.

Van der Leelie meldde zich op 21-jarige leeftijd bij de landmacht. Opgeleid als infanterist vertrok hij in december 1951 met een aanvullingsdetachement naar Korea.

Ik had een verkeerd wapen en een verkeerd uniform mee

vertelt Van der Leelie. “Een Lee-Enfield-geweer. Die repeteert niet en blijft snel vastzitten. Daarnaast had ik een wollige battledress, die niet bestand was tegen 33 graden onder nul. Een armoedig zootje was het. Het was een waanzinnig gedoe. Die kou, die hitte. Je moest tegen een stootje kunnen. Maar ik had een goede opleiding gehad bij de commando’s. Die hebben ons goed gedrild.”

‘Dutchies go home’

In Korea werd Van der Leelie met zijn kameraden direct naar de frontlijn gebracht. “Dan wordt het steeds spannender. In de verte zagen we de explosies al en iedereen werd stil. Ik had al heel wat meegemaakt, maar de anderen zeiden ‘als ik dit geweten had…’ Ik kwam bij de ondersteuningscompagnie terecht, bij de afdeling mitrailleurs. De ‘bewegende’ oorlog was toen al voorbij. Ik zat ongeveer 40 mijl voorbij de 38ste breedtegraad, in de omgeving van Cherwon. We kregen opdracht om op een berg te gaan zitten, de ‘Arsenal’. Dat was ver vijandelijk gebied in, maar dit soort observatieposten waren belangrijk om vijandelijke aanvallen op tijd in de gaten te hebben. Daarom wilden ze onze berg graag in handen krijgen en moesten wij regelmatig mortier- en artillerievuur incasseren.

Mijn maatje Theo werd gelijk doodgeschoten. Ik vond dat heel erg, we hadden de hele opleiding samen optrokken.

“Ook werd met luidsprekers ons te kennen gegeven om weg te gaan. ‘Dutchies go home’ riepen ze dan. Ze waren niet blij met ons.”

Gewond

Het was in het voorjaar dat Van der Leelie gewond raakte tijdens een mortieraanval. “Ik liep van onze observatiepost naar beneden toen een mortier vlakbij insloeg. Ik vloog tien meter door de lucht. Ik ben niet buiten bewustzijn geweest. Ik had scherf in bovenarm en ben met een brencarrier afgevoerd. Ik schrok mij het apezuur op dat moment. Ik dacht ‘nu is het gebeurd’.”
Van der Leelie heeft ongeveer zes maanden op de ‘Arsenal’ gezeten. Daarna werd hij met zijn detachement terug naar eiland Kojedi gestuurd. “Er was daar een opstand in een concentratiekamp. Het was daar een verschrikkelijke toestand. Er zaten daar 180.000 krijgsgevangenen. De Amerikanen dachten ‘we nemen Nederlanders mee, die hebben ervaring. We hebben in dat kamp wapens en doden gevonden.”

65 jaar buigen

In augustus 2017 keerde Van der Leelie voor het eerst terug naar Korea. Terwijl kameraden al vaker waren gegaan, moest hij er eerst niets van hebben. “Ik wilde er niet aan. De Koreanen waren namelijk ook de kampbewakers in Nederlands-Indië. Maar mijn zoon wilde meer van mijn missie weten.” Het werd een bijzondere ervaring.

Je wilt niet weten wat ze daar voor ons doen. Je schaamt je bijna. We werden in het duurste van het duurste hotel gezet.

“Bij de WC en bij de lift stond iemand voor ons te buigen. Ze lopen al 65 jaar te buigen voor ons. Ze reden ons ook overal naartoe. Het kon niet op. Het raakte mij toch wel. Vooral het bezoeken van de demarcatielijn. Daar kon ik Cherwon zien. Dan gaat er toch wel iets in je om, ook al is het 65 jaar gelden. Ik ben blij dat ik het gedaan heb. Ik geloof trouwens niet dat er oorlog komt in Korea. Het gedrag van de Noord-Koreanen is gewoon komedie. Er is zo’n armoede daar dat ze niet in staat zijn om aan te vallen!”

Een uitgebreide versie van dit verhaal is te lezen in de Checkpoint die in maart verschijnt.