Latoya Hallatu (42), voormalig voorzitter van Molukkers bij de Krijgsmacht, werkt met trots en vastberadenheid aan de erkenning van KNIL-militairen en het verbinden van generaties: ‘Het is onze verantwoordelijkheid om de Molukse geschiedenis door te geven aan de volgende Nederlandse generatie.’
Missies: Afghanistan (2010) en Mali (2014)
‘Toen ik vier jaar geleden werd voorgedragen als voorzitter bij stichting Molukkers bij de Krijgsmacht, voelde ik een grote verantwoordelijkheid. Het is zo belangrijk dat we ons de offers die zijn gebracht blijven herinneren. Veel Molukse militairen en veteranen voelen zich vaak niet erkend of gehoord en ik wil daar verandering in brengen. Het is aan ons om de volgende generatie Nederlanders onze geschiedenis mee te geven. Door kransleggingen en deelname aan evenementen, zoals de Nederlandse Veteranendag, willen we laten zien wie we zijn en erkenning vragen voor onze geschiedenis. Het is niet alleen een eerbetoon aan de vorige generaties, maar ook aan onszelf en de generaties die na ons komen.’
‘Als ik denk aan wat het betekent om een boegbeeld te zijn, dan gaat het niet alleen om de titel. Het is de verantwoordelijkheid die je voelt om anderen te inspireren. Door het vertellen van de verhalen van onze voorouders draag ik mijn steentje bij. Voor mij is het daarnaast essentieel om met andere veteranen in gesprek te gaan. Wanneer ik ze ontmoet, probeer ik altijd te vragen naar hun ervaringen en hoe ze die hebben verwerkt. Het delen van verhalen is zo krachtig. Het helpt ons om elkaar te begrijpen en steun te bieden. Soms lijkt het alsof we de enige zijn met bepaalde gevoelens, maar dat is niet waar. We zijn allemaal verbonden door onze ervaringen.
Het is belangrijk dat veteranen zien dat ze ook na hun diensttijd een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Ik heb altijd geloofd dat als je iets wilt bereiken, je dat ook moet uitstralen. Het gaat niet alleen om je verleden, maar om wat je doet in het heden. Verhalen hebben daarbij de kracht om te verbinden. Wanneer we onze verhalen delen, laten we anderen zien dat ze niet alleen zijn. Ik zeg vaak tegen andere veteranen: “Wat je voelt is normaal.” Het is oké om te praten over wat je hebt meegemaakt. Erkenning en begrip kunnen zo helend zijn.’
“Ik ken mijn overgrootvader alleen van de foto. Daar staat hij in zijn uniform zo statig op. Dat beeld heeft mij zoveel kracht, moed en trots gegeven. Door hem ben ik wie ik nu ben.”
‘Bij herdenkingen draag ik mijn veteranentenue en de medailles van mijn uitzendingen. Als speldje draag ik ook de melati, de Indische jasmijn. Dit herdenkingssymbool staat voor respect, betrokkenheid en medeleven. De de rode doek (adat) die ik om mijn schouders draag en staat voor de ongeschreven wetten en tradities van mijn voorouders. Door het dragen van de adat voel ik hun kracht. Ze lopen bij elke herdenking met mij mee.
De Indiëherdenking raakt me in het bijzonder omdat het me herinnert aan de geschiedenis die ons als Molukse gemeenschap zo nauw verbindt. Ik voel me geroepen om aanwezig te zijn. Het is prachtig om te zien hoe we als gemeenschap samenkomen. De band die we delen, is iets om trots op te zijn. Tijdens mijn diensttijd bij de luchtmacht voelde ik de verbondenheid met Molukkers ook. Wij waren Molukkers van verschillende leeftijden en rangen, maar vormden wel één eenheid. Het is belangrijk om als gemeenschap samen te staan. Dat doe ik niet alleen voor mijn overgrootvader, maar ook voor de Molukse KNIL-militairen. Ik draag mijn erfgoed met trots.
Ik hoop dat we ooit een krans voor de Molukken kunnen leggen bij de Nationale Herdenking op de Dam. Dat is voor mij erkenning. Bij de Nationale Herdenking zouden we ook stil moeten staan bij de duizenden Molukkers die zijn gevallen in de oorlog. Wij, als hun nazaten, dragen hun herinnering met ons. Onze geschiedenis en onze gemeenschap verdienen erkenning.’
‘Ik krijg veel reacties van jongere Molukkers die het mooi vinden dat ik als vrouw voorop durf te lopen. Bij VEVA-leerlingen (opleiding Veiligheid & Vakmanschap) heb ik dit jaar mijn verhaal mogen vertellen. Het was fijn om hen te laten zien dat je als vrouw ook je plek kunt claimen in de krijgsmacht. Ze zien dat ik een vrouw ben en ja, dat ik soms emotioneel word over wat ik heb meegemaakt, maar ik vertel mijn verhaal met respect en hoop dat het hen ook kracht geeft. Tijdens mijn uitzending naar Afghanistan maakte ik ingrijpende gebeurtenissen mee. Ik raakte bijvoorbeeld bevriend met twee Australische soldaten, maar zij kwamen om bij een aanval en werden in zakken teruggebracht. Die zware ervaring draag ik nog steeds met me mee, maar het geeft me nu ook de kracht om mijn verhaal te blijven vertellen.
Het raakt me wanneer jongeren op mijn verhaal reageren en echt luisteren. Vaak vragen ze me: “Heb je geschoten?” Dat is zo’n standaardvraag voor een militair, maar ik leg dan graag uit dat mijn werk als logistiek medewerker juist ging om communiceren met verschillende culturen. Wanneer ik met jongeren spreek, vraag ik altijd: “Wat wil je worden?” Het is belangrijk dat ze dromen en doelen hebben. We moeten hen aanmoedigen om hun onderwijs af te ronden en te overwegen wat ze met hun leven willen doen. Het is cruciaal om een positieve boodschap over te brengen. “Ga niet zomaar dingen doen die je niet verder helpen,” zeg ik altijd. “Begin met je school. Dat is de basis voor alles.” Als ze interesse tonen in de krijgsmacht, dan leg ik ze uit hoe het werkt en wat ze kunnen verwachten. “Defensie biedt veel mogelijkheden,” zeg ik vaak. “Er is zoveel te ontdekken.” Ik wil dat ze weten dat ze hun dromen kunnen volgen, wat die ook zijn.’
‘De grootste uitdaging voor Molukse jongeren vandaag is om altijd onze trots te tonen. Of je nu bij een herdenking bent of bij een feest, je kan overal aanwezig zijn en laten zien wie je bent en dat kan op een normale manier. Blijf praten over onze cultuur, draag onze vlag, blijf onze verhalen vertellen. Het is onze verantwoordelijkheid om de geschiedenis van onze voorouders door te geven, ook al heeft onze strijd voor erkenning nog steeds niet volledig het gehoor gekregen dat hij verdient.’
Voor veteraan Latoya Hallatu is herdenken meer dan een ritueel. Haar familie wilde niet dat ze het leger in ging, maar een bezoek aan de graven van haar voorvaderen in Indonesië veranderde alles. Tijdens deze spirituele ervaring vond ze niet alleen haar eigen plek, maar ook de diepe verbinding met haar overgrootvader, een KNIL-militair. Nu, tijdens de Nationale Herdenking bij het Indisch Monument in Den Haag, reflecteert ze op die tijd, haar roots en de kracht van herinneringen.
Twintig portretten van veteranen die als boegbeelden de veteranengemeenschap versterken en die onze vertegenwoordigers zijn in de burgermaatschappij. Het respect en de waardering die zij ontvangen, is een erkenning voor alle veteranen.