Maaike Hoogewoning (43), operatieassistent bij Defensie, schreef Oorlog in de operatiekamer over haar ervaringen in Afghanistan. Ze deelt regelmatig haar verhaal met veteranen en de samenleving met als doel die te verbinden. In 2019 won ze de Witte Anjer Prijs.
Missies: Kosovo (2009), Afghanistan (2010, 2011) en Middellandse Zee (2018)
‘Ik schreef in 2018 het boek Oorlog in de operatiekamer om mijn ervaringen als operatieassistent in Afghanistan te delen. Met dit boek wilde ik een eerlijk beeld schetsen van het verlenen van zorg in een oorlogsgebied en tegelijkertijd aandacht vragen voor de belangrijke rol van de geneeskundige keten. Daarnaast beschrijf ik hoe het dagelijkse leven op een militaire basis tijdens een missie eruit kan zien en hoe we omgaan met dreiging en spanning. Ik probeer over te brengen wat dit met je doet als militair, maar ook wat het betekent voor het thuisfront, voor de familie die achterblijft.
Vaak hoor ik van mensen dat ze mijn boek indrukwekkend vinden, omdat ze zich niet realiseren hoe cruciaal onze rol is in de medische keten. Er is veel onduidelijkheid over wat wij als chirurgisch team precies doen in de operatiekamer. Zo krijg ik soms te horen: Je hebt maar twee maanden op een basis gezeten, wat kun je nou helemaal meegemaakt hebben?” Hoewel we als medisch personeel gelukkig niet zelf bij gevechten betrokken zijn geweest, werden we in de operatiekamer wel direct geconfronteerd met de verwoestende gevolgen van oorlogsgeweld.’
Veteranendag was in verband met de pandemie in 2020 anders dan anders. Het werd een live-uitzending vanuit de Ridderzaal in Den Haag. Dankzij het winnen van de Witte Anjer Prijs in 2019 werd ik gevraagd om daar als spreker op te treden. Aan een kant dacht ik: o mijn god, waar begin ik aan? Maar aan de andere kant dacht ik ook: welke operatie-assistent krijgt de kans om live, op twee meter afstand van de koning, te spreken op Nederlandse televisie? Blijkbaar vonden ze mijn verhaal interessant genoeg om aandacht aan te besteden, terwijl ik zelf denk: ik doe gewoon mijn werk.
Gelukkig had ik eerder al een TED-talk mogen geven bij TEDxGouda. Die ervaring gaf me het vertrouwen om te denken: die paar minuten in de Ridderzaal moet ik aankunnen. Het verhaal zat immers al in mijn hoofd én in mijn hart. Toch voelde het extra spannend en uitdagend om mijn verhaal te vertellen met de koning en andere hoogwaardigheidsbekleders in de zaal.
De opdracht voor de speech was om een vergelijking te maken tussen mijn tijd in Afghanistan en de coronasituatie. In Afghanistan was het bloedverziekend heet, het zweet liep over mijn rug en er kwamen steeds maar patiënten binnen. Hetzelfde gebeurde in het ziekenhuis waar ik werkte tijdens de pandemie. Maar natuurlijk zijn de omstandigheden – oorlog en coronacrisis – heel anders. Het was een bijzondere ervaring om mijn verhaal in de Ridderzaal te mogen delen. Na afloop had ik de gelegenheid om kort met de koning te spreken. Hij zei dat hij mijn verhaal indrukwekkend vond en we hebben samen een foto gemaakt.’
“Hester is voor mij een boegbeeld, een mentor die als een grote zus voor mij was tijdens mijn eerste uitzending naar Afghanistan. We gingen als collega’s, maar kwamen terug als buddies for life.”
Tijdens mijn uitzendingen werd ik niet alleen geconfronteerd met de harde realiteit van oorlog, maar ook met de impact die dat heeft op het thuisfront. Wanneer één gezinslid weg is, neemt het andere de verantwoordelijkheid voor alles. Er is geen rustige tijd wanneer je partner in het buitenland is, omdat je dan thuis alles alleen moet doen in plaats van samen. Daarbij vraagt de terugkeer om een hernieuwde balans.
Als vrouw lijkt het vaak vanzelfsprekend dat je de zorg voor de kinderen op je neemt, terwijl dat bij mannen minder het geval is. Toen ik weg was op missie, kreeg mijn ex-partner veel hulp van mensen om hem heen met het huishouden en de kinderen. Andersom zou dat niet zo snel gebeuren. Het is jammer om te zien dat dit soort patronen blijven bestaan, zelfs in een tijd waarin we gelijkwaardigheid hoog in het vaandel zouden moeten dragen.
Deze ervaring benadrukt hoe belangrijk het is om het gesprek over de rol van vrouwen in het leger voort te zetten. We moeten blijven praten, ervaringen delen en elkaar ondersteunen om echte verandering te bewerkstelligen. Om bijvoorbeeld meer vrouwen in de krijgsmacht te trekken en te behouden, zou het helpen om meer duobanen te creëren. Zo kunnen moeders en vaders parttime werken en de zorg voor hun gezin beter combineren met hun carrière.
Het werk blijft hetzelfde, maar het voelt toch anders om het thuisfront achter te laten als je moeder bent. Ik maak me dan af en toe zorgen, is dit wel goed voor de kinderen? Toch vind ik ook dat ik ze zo kan leren dat soms offers nodig zijn om anderen te helpen. Als moeder raakt het werk in de operatiekamer me soms ook diep. Ik denk dan: dit jongetje is net zo oud als mijn eigen kind, maar hij heeft al op jonge leeftijd ernstige dingen meegemaakt. Als je geen kinderen hebt, kun je er misschien meer afstand van houden. Maar als je zelf kinderen hebt, kan het harder binnenkomen.
‘Mijn eerste keer in Afghanistan werkte ik samen met mijn collega Hester, die daar al vaker als operatieassistent was geweest. Ze nam me mee naar de intensive care en zei: “Kijk, hier liggen patiënten die door een bermbom gewond zijn geraakt.” Het was voor mij heel anders om dat in het echt te zien. Met Hester kon ik na een heftige dag praten over wat we hadden meegemaakt en dat maakte alles draaglijker. Ook schreef ik alles van mij af in mijn dagboek. Dat is later de basis geworden van mijn boek. Mede hierdoor, door sporten en dankzij Hester ben ik goed door die uitzending heen gekomen. Ze is niet alleen een collega, maar ook een vriendin voor het leven geworden.
Nu probeer ik de rol van mentor ook zelf te vervullen voor nieuwe mensen in mijn vak. Zo geef ik tips zoals neem dit mee of wees voorbereid op dat. Het gaat niet altijd zoals in de boeken staat, maar je leert van ervaring. Het is fijn om te kunnen helpen door mijn eigen ervaringen te delen en erover te praten. Om de nieuwelingen een beter inzicht te geven in wat het werk precies inhoudt. Ook bijvoorbeeld in mijn ziekenhuis, waar ik via Defensie werk, zijn er momenten waarop je met leerlingen werkt die voor het eerst iets heftigs meemaken.
Onlangs moesten we een patiënt reanimeren. Er stond een leerling bij die dit voor het eerst meemaakte. Dat was natuurlijk heel heftig voor haar. Na de operatie heb ik met haar gezeten om te vragen hoe ze zich voelde en wat ze ervan vond. En vier weken later check ik in: “Hoe gaat het nu? Zit het nog in je hoofd?” Het is belangrijk om die ondersteuning te bieden, want dat maakt een groot verschil. Misschien is dat ook waarom ik collegiaal netwerker ben geworden, omdat ik mensen graag verder help.’
Twintig portretten van veteranen die als boegbeelden de veteranengemeenschap versterken en die onze vertegenwoordigers zijn in de burgermaatschappij. Het respect en de waardering die zij ontvangen, is een erkenning voor alle veteranen.