‘Ik ben niet altijd zo braaf geweest als nu. Op dertienjarige leeftijd kwam ik terecht in een tehuis en daarna in een gezinsvervangend huis. Dat was niet bepaald een makkelijke start. Door het systeem waarin ik terecht kwam, werd ik op mijn achttiende gezien als volwassen, maar dat was ik toen nog niet. Opeens moest ik voor mezelf zorgen. Ik twijfelde over alles en had niet echt een sturende persoon in mijn omgeving die mij af en toe de juiste richting kon wijzen. Er waren gelukkig wel twee mensen die me enorm hebben geholpen en me gemotiveerd hebben om in dienst te gaan bij Defensie.
De eerste was een kennis die kapitein was bij de mariniers. Hij zag potentieel voor mij binnen Defensie, al moest ik wel mijn onverantwoordelijke gedrag veranderen. Daarnaast was er mijn oma, met wie ik veel contact had. Ze heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Er waren destijds veel beelden van de val van Srebrenica op de televisie. Voor haar was het als een déjà vu: hoe kan zoiets weer gebeuren? Mijn oma was dan ook ontzettend trost op me toen ik in dienst ging bij Defensie. “Jij gaat hier wel wat aan doen.” zei ze.
Al vrij snel werd ik naar Bosnië uitgezonden als infanterist. Er was toen al een half jaar een wapenstilstand, maar ik kwam toch een oorlogsgebied binnen waar sommige plekken volledig vernield waren. De haat die de bevolkingsgroepen tegen elkaar hadden, en tot de dag van vandaag hebben, was nog duidelijk aanwezig. Dat heeft allemaal veel indruk op me gemaakt. Een hoogtepunt van de missie was de eerste democratische verkiezingen in een lange tijd in Bosnië. Om die mogelijk te maken, moesten er veel machtsmiddelen worden gebruikt. Tot de dag van vandaag is het niet helemaal rustig in Bosnië. Naar mijn mening hadden we er langer moeten blijven en moeten helpen met de wederopbouw van het land. Geld geven is ook goed, maar dat brengt geen resultaten op de lange termijn. Je kan iemand een vis geven of iemand leren vissen. Ik ben voor het leren vissen, maar daar heb je geduld voor nodig.
Na zes jaar bij Defensie had ik moeite met het oppakken van mijn leven in de gewone samenleving. Het was voor mij erg onduidelijk welke competenties ik had opgedaan en wat ik daar allemaal mee zou kunnen. Oud-militairen hebben een bepaalde houding, een “can do” mentaliteit: als het linksom niet gaat dan proberen we het gewoon rechtsom. Uiteindelijk ben ik er dus wel uit gekomen en inmiddels werk ik voor een meubelbedrijf. Maar om veteranen die de dienst verlaten op weg te helpen, zet ik me samen met Stichting Onbekende Helden en mijn huidige werkgever in voor een actief aannamebeleid van veteranen.
Er zijn zo veel overeenkomsten tussen Defensie en de samenleving. Uiteindelijk is de winkel waar ik nu werk bijvoorbeeld ook als een infanteriegroep: met acht medewerkers, een leidinggevende en een vervangende leidinggevende maken we er het beste van. Ik probeer de teamspirit die ik ken van Defensie mee te nemen in mijn huidige werk. Wanneer die goed is, werkt uiteindelijk iedereen beter mee. We zijn laatst met een deel van het bedrijf op uitje naar de marathon in Rotterdam gegaan. Zulke dingen zorgen voor een sterk team!’