Elke avond zien we hen in het nieuws: een vader met een kind op zijn schouders, moeders met wat schamele tasjes. Voor veteranen een herkenbaar beeld, want élke oorlog leidt tot vluchtelingen.
Veteraan en oud-marinier Mario van der Linden was begin jaren negentig in Cambodja en moest na de burgeroorlog vluchtelingen vanuit opvangkampen in Thailand terug begeleiden naar dorpen in Cambodja. “We kwamen een keer met een rij vluchtelingentrucks aan in een dorpje. De genie had daar al een waterput geslagen, uit wat toen ‘het potje van Pronk’ werd genoemd. Wij zouden de vluchtelingen daar afzetten en de genisten van daar weer meenemen naar de compound.”
De 600 dorpelingen zaten gehurkt in het gehavende dorp. Ze hadden net blikken voedsel en een zeildoek uitgereikt gekregen voor de eerste dagen. Ze zouden van de UNHCR dan nog wat startgeld krijgen, toen een Franse Rode Kruismedewerker Van der Linden waarschuwde dat er weleens een overval op handen kon zijn. Van der Linden zag inderdaad verderop een lange rij gewapende Rode Khmersoldaten op het dorpje afkomen. Hij liet de weg afzetten, schatte de situatie in.
”Wij – zeven mariniers en zes genisten – zagen er met onze scherfvesten, helmen en mitrailleur waarschijnlijk best indrukwekkend uit, maar zij waren met 130 of 140 man. Ik heb die situatie als dreigend ervaren. We hadden net 600 ontheemde Cambodjanen ‘thuisgebracht’ en die Khmer liepen daar geüniformeerd wat in de lucht te schieten. Dat beeld kenden we wel van onze patrouilles in het gebied. Uiteindelijk bleken ze alleen door het dorp heen te willen trekken voor een demonstratie waar ze naar onderweg waren. Maar dat is dus de situatie waar je die totaal berooide mensen weer naartoe brengt op zo’n moment.”
Veteraan Norbert van Kommer is zes keer op uitzending is geweest. “Tijdens mijn eerste uitzending werkte ik op een Chinook, toen er vanuit Kosovo een vluchtelingenstroom op gang kwam naar Albanië. We zijn toen groepen mensen over de grens heen gaan vervoeren naar de opvangkampen.” Norbert ziet hen nóg zitten in de Chinook. “Ze waren dankbaar dat we hen weghaalden uit de oorlog, maar op dat moment zijn die mensen alles kwijt. Zelfs hun paspoort is hen afgepakt. Bovendien hebben ze het nodige meegemaakt, je verlaat niet zómaar al je bezittingen en je huis.”
“In die noodsituatie zijn mensen dankbaar voor hun plekje in een vluchtelingenkamp, maar ze kunnen niet meer zelf bepalen waar ze heen gaan of wat ze gaan doen. Vanaf dat moment zijn ze overgeleverd aan autoriteiten die hen niet kennen, in een land dat niet van hen is.”
Norbert pleit ervoor de vluchtelingen zoveel mogelijk te helpen in de buurlanden van hun eigen land, dat lijkt het meest op hun bekende bestaan en als het beter gaat kunnen ze zelf teruggaan. “Als ik het journaal zie, brengt dat herinneringen terug aan de tijd dat ik zelf vluchtelingen vervoerde. Wel valt het me op dat het bij ons vooral moeders met kinderen, opa’s en oma’s waren. Je zag bijna geen volwassen kerels zoals ik. In de huidige vluchtelingenstroom zie ik juist heel veel volwassen kerels en weinig complete gezinnen.”
Thierry Voogels zat in 1994 in Zaïre, net over de grens met Rwanda. Hij was als marinier voor bewaking toegevoegd aan een contingent dat met watertrucks reed in het gebied. “De situatie was verschrikkelijk. Op sommige plaatsen lagen stapels lijken langs de kant van de weg. Als artsen en medewerkers van Artsen Zonder Grenzen hun werk hadden gedaan in de vluchtelingenkampen en we hen daar onder bewaking weer weg wilden rijden, klommen vluchtelingen in wanhoop op de truck waar de arts mee werd vervoerd. Wij moesten de vluchtelingen dan voor de veiligheid van het medisch personeel met enige overredingskracht van de voertuigen zetten. Dat werd natuurlijk niet gewaardeerd, wat in hun situatie ook zeer begrijpelijk was. De omvang van die kampen kan ik niet eens uitdrukken in voetbalvelden. Ik geloof dat er een miljoen mensen zaten, die alles waren verloren.”
“Oorlogsvluchtelingen zijn vooral op zoek naar veiligheid,” zegt Thierry. “Wij hebben in Zaïre meegemaakt dat een moeder haar kind over het hek bij een weeshuis zette, in de hoop dat het daar veilig zou zijn. Als je vertrouwde omgeving wordt aangevallen en je enorme afstanden hebt afgelegd onder een continue dreiging van geweld, dan is een veilige omgeving een ongelofelijke luxe. Dat is iets wat je moet hebben meegemaakt om dit echt te kunnen begrijpen. Mij stoort het daarom nu zo dat de oorlogsvluchtelingen de dupe worden van de economische vluchtelingen.”
Mario herkent het beeld dat Thierry schetst. “Ze willen rust, beschermde rust. Niet in een kamp met schreeuwende, demonstrerende mensen voor de deur, maar rust. Hun kinderen op een tijdelijke school en zelf ook weer een beetje kunnen leven. Tuurlijk zal een verblijf hier misschien niet voor altijd zijn, maar gun ze even tijd om op adem te komen.”
Mario vindt de beelden uit het nieuws confronterend. “Dan denk ik terug aan hoe zo’n mensenmassa ruikt en aan de geluiden van de kinderen. Toch oogt het anders dan indertijd in Cambodja: ik zie gezinnen die een trein in stappen met een mobiel, vrij goed gekleed. Soms ook gezinnen die onder een zeil rusten in de modder, nauwelijks vers eten hebben, geen vooruitzicht. Bij dat laatste beeld zap ik weg. Niet om ervan af te zijn, maar ik weet gewoon dat mijn systeem sinds Cambodja hun holle blik en mijn eigen gevoel van machteloosheid – geen directe hulp kunnen bieden – niet meer goed kan verwerken. Dan ga ik even weg uit die realiteit.”