De machteloze militair? Die is niet erg populair. Ook Defensie zelf voedt liever beelden van actie en ‘can do!’ ziet Sanneke Brouwers, aalmoezenier voor de dienst Geestelijke Verzorging. Dat houdt risico’s in. “Ik zie bij veteranen dat morele spanningen vaak juist hun oorsprong hebben in niet-handelen.” En daarnaast, hoe vaak worden missies niet gekenmerkt door ‘het grote wachten’?
Het is een bekend principe: als je uit de situatie bent, dan komt vaak de reflectie pas op wat je hebt meegemaakt. Ook de mogelijke morele vragen of conflicten dienen zich dan aan. “Dit geldt voor militairen die op uitzending gaan des te meer”, vertelt Brouwers. “Een missie schept een heel eigen context. Je functioneert daar in de rol van militair. Weer terug in de eigen omgeving kunnen zich alsnog de vraagtekens aandienen.”
Menselijke waardigheid
In de ruim elf jaar dat Brouwers als geestelijk verzorger werkt, weet ze uit ervaring wat er bij de begeleiding van veteranen komt kijken. De dienst Geestelijke verzorging, kortweg GV, heeft daarin een andere plek dan willekeurig welk ander onderdeel uit de zorg of hulpverlening binnen Defensie.
“Dat zit ’m in de onafhankelijkheid. Een essentiële voorwaarde voor ons functioneren”, stelt Brouwers. “De menselijke waardigheid staat in een oorlogssituatie altijd onder druk. Een militair kan het bijvoorbeeld hebben over ‘een target uitschakelen’, maar daarbij mogen we niet vergeten dat het altijd over mensen gaat. Ik beschouw het dan ook als deel van onze taak om dat perspectief van menselijke waardigheid te blijven inbrengen. En doordat we niet operationeel betrokken zijn, kunnen we met wat meer afstand naar een conflict kijken.”
De battlemind kwijtraken
Rondom uitzendingen werkt Defensie met een zorgcyclus waarin maatschappelijk werkers, psychologen en ook geestelijk verzorgers een rol hebben. Als aalmoezenier is Brouwers onder meer nauw betrokken bij de zorg na de missie. “Direct na terugkomst zijn er in groepsverband gesprekken als onderdeel van wat de adaptatie wordt genoemd. Die is er als geheel op gericht militairen te helpen om de battlemind kwijt te raken, zodat ze zich in het normale leven kunnen invoegen”, legt ze uit. “Je blik vernauwt tijdens een missie. Dat moet ook om je te concentreren op je taak. Maar, je moet er ook weer uit.” In terugkeergesprekken, enkele maanden na thuiskomst, is er ruimte om dieper in te gaan op wat iemand heeft meegemaakt. Ook daar zijn Brouwers en haar collega-geestelijk verzorgers voor beschikbaar.
Moral debrief
Morele dilemma’s? “Die zijn eigen aan het militaire beroep. Het conflict waar de missie om begonnen is, dat is in zichzelf al een dilemma. De praktijk confronteert een militair vervolgens met situaties waarin je keuzevrijheid beperkt is. Want, of je moet handelen, maar het gaat in tegen je eigen gevoel van wat goed of rechtvaardig is. Of je wilt optreden, maar je mag het niet. Het meest voorkomende dilemma is waarschijnlijk dan ook niet zozeer wat je hebt gedaan, maar juist datgene wat je niet kon doen”, stelt Brouwers. “Die machteloosheid lijkt me een kernthema.”
Vandaar dat de aalmoezenier ervoor pleit dat naast de psychologische de morele invalshoek meer aandacht krijgt in de zorg na een missie.
“Ik wil nadenken over zoiets als een ‘moral debrief’ waarin je praat over hoe waarden die tijdens uitzending van belang zijn – gehoorzaamheid, kameraadschap, discipline – zich verhouden tot de waarden die bij je functioneren als burger horen.”
Hoe die begeleiding vorm kan krijgen is het onderwerp van het promotieonderzoek dat Brouwers doet vanuit de Tilburg School of Catholic Theology.
Botsende waardesystemen
Een ander punt waar Brouwers aandacht voor vraagt is wat ze het rolconflict noemt. Ze legt graag uit wat ze bedoelt. “‘Uitvoeren, mars!’ Dat is de instelling die nodig is voor een krijgsmacht met slagkracht. Gehoorzame militairen is wat Defensie wil en ook moet hebben, anders kan je de boel wel opheffen.” Maar, en daar, komt de spanning op de lijn, je kunt altijd kiezen om iets níet te doen. Of in de woorden van Brouwers: “Uiteindelijk wordt een militair individueel aangesproken op zijn of haar handelen. Dat wil zeggen dat behalve gehoorzaamheid ook verantwoordelijkheid van militairen wordt gevraagd. Waar die twee waardesystemen botsen is er sprake van morele spanning”, analyseert ze. “Hoe je die ervaart hangt uiteraard af van je persoon en de omstandigheden.”
Een ‘helende’ missie?
Brouwers heeft vertrouwen in de professionaliteit van Nederlandse militairen en ziet hoe zij vaak aan hun beroep identiteit en zingeving ontlenen. “Ik merk dat mensen zich hier onderdeel weten van een groter geheel, iets wat je op weinig plekken in onze samenleving nog zo sterk terugvindt. Dat is op zichzelf al iets zingevends.” Maar ze toont zich tegelijk kritisch. “Heel het systeem van de krijgsmacht is gericht op actie. Dat is ook het beeld waardoor veel jongeren zich aangetrokken voelen. In de opleiding worden zij uit en te na op die actie voorbereid. Maar dan ben je op uitzending, en dan blijkt er heel veel te zijn wat je níet kunt doen.”
Daar komt bij dat Defensie sterke nadruk legt op wat de ‘can do’-mentaliteit heet, vult Brouwers aan. Dat wil zoveel zeggen als: ook met beperkte middelen en in extreme omstandigheden is het jouw kracht als militair dat je het toch weer weet te fiksen.
“Het klinkt mooi, maar zo’n beeld maakt het des te schaamtevoller als je in werkelijkheid ervaart hoe je in allerlei situaties eerder machteloos moet toezien, dan dat je kunt doen waarvoor je bent opgeleid.”
Veelzeggend in dit verband is een gesprek dat ze pas nog voerde met een veteraan die na uitzendingen in Bosnië en Irak ook in Afghanistan was geweest. Brouwers: “Hij bleek die missie als helend te hebben ervaren, omdat hij eindelijk in actie kon komen.”
Afstomping in Turkije
Hoe het leven tijdens een missie eruit kan zien ervoer Brouwers ook zelf. Tussen 2013 en 2015 was ze aalmoezenier bij de eenheid Luchtverdediging die toen werd uitgezonden – de ‘patriotmissie’. “Ik ben daar in totaal acht maanden geweest.” ‘Daar’ was Adana, een Turkse stad in de grensstreek met Syrië. Het ging de boeken in als ‘die missie waar niets gebeurde’.
Brouwers plaatst daar kanttekeningen bij. “Allereerst kan dat nietsdoen op een kamp mensen erg afstompen. Soms denk ik: daar worden militairen – vaak jonge jongens – te weinig op voorbereid.” Bovendien, het is relatief als je zegt dat er niks gebeurde. “Noem het maar niks. We waren vlak in de buurt terwijl Assad zijn eigen burgers bombardeerde. Op de schermen zag je de bommen vallen. Ook hier weer die spanning. Je bent daar met de nieuwste technologie, je bent uit en te na getraind en beschikt over de mogelijkheid om een patriot te lanceren. Maar, je mag niet optreden. Ik heb gemerkt dat dit bij veel veteranen teleurstelling en frustraties oplevert. Dat je zo vaak niet kunt doen waartoe je wel in staat bent, dat zie ik toch wel als de tragiek van het militaire beroep.”