‘Ik was 21 toen ik in februari 1979 als dienstplichtig militair opkwam. De eerste maanden van mijn dienstplicht was ik in Vught gelegerd, waar ik als genist werd opgeleid. Vervolgens verkaste in naar Seedorf. Na 10 dagen Seedorf stapte de kapitein op mij af en zei: ‘jij gaat naar Libanon’, en dat terwijl ik bij mijn opkomst duidelijk NEE had aangevinkt in het vakje ‘wil je uitgezonden worden’. Ze hadden blijkbaar genisten nodig.
Een dikke maand later zat ik Libanon. In de weken daarvoor moest ik naar de bieb om op te zoeken waar Libanon überhaupt lag. Bij vertrek zeiden ze dat we moesten oppassen met de Libanese dames en waarschuwden ze ons voor platjes. Dat was het zo’n beetje.
Eenmaal in Libanon voelde ik meteen de druk van de oorlog, tot mijn schrik werd er gewoon doelgericht op ons geschoten. De eerste weken waren echt de hel, maar vier maanden later was ook ik helemaal afgestompt. En weet je, toch heb ik het gevoel dat wij nuttige dingen hebben gedaan. In 2015 ben ik voor het eerste terug geweest, na 35 jaar. In Beiroet wilde ik een foto van het presidentieel paleis maken en werd meteen tegengehouden. Toen ik mijn blauwe UNIFIL baret uit mijn zak haalde en opzette veranderde echter alles en gingen alle deuren voor mij open. Ik had immers gevochten voor hun land en geprobeerd vrede te brengen.
Na mijn diensttijd ging ik werken in een fabriek. Dat heb ik 38 jaar gedaan en dat ging ik eigenlijk best goed samen met mijn soms ‘afwijkende’ gedrag. In 1990 werd er uiteindelijk PTSS (post traumatisch stress syndroom) bij mij gediagnosticeerd en in 2018 werd ik volledig afgekeurd. Ik verwijt Defensie overigens niks. De regering daarentegen wel, die hebben ons willens en wetens weggestuurd, zonder dat ze wisten waar ze ons echt heen stuurden.
Met mijn maten van toen heb ik nog veel contact. We gaan naar reünies, lopen mee in het defilé en zien elkaar op Veteranendag.
De PTSS blijft. Ik ben altijd alert, vaak heel gespannen. Toen ik onder behandeling was bij het Centrum ‘45 stimuleerden ze mij om vaker naar een Veteranen Inloophuis te gaan. Maar ik wilde juist andere mensen leren kennen. Daarom heb ik een paar jaar geleden heel bewust mijn oude budo-leraar opgezocht. Sindsdien heb ik mij fanatiek in de budosport gestort. Eerst judo, daarna volgde jiu jitsiu en inmiddels heb ik het uitgebreid met kyokusin (full contact) karate en iaido (de kunst van het hanteren van het zwaard).
Het helpt mij enorm. Ik ben er 4 à 5 dagen per week mee bezig en ik wil ook laten zien dat dit helpt voor mensen zoals ik. Het brengt de rust terug in mijn lichaam.’