‘Met elkaar verhalen delen, daar kan geen therapeut tegenop’

11 november 2020
Deel dit bericht:
Kees Verkade is één van de initiatiefnemers van Veteranen Ontmoetingscentrum Westland, samen met zijn vrouw Irma Verkade zijn ze genomineerd voor de Witte Anjer Prijs 2020. Het echtpaar wordt gezien als dé drijvende kracht achter het ontmoetingscentrum door hun oneindige energie en aandacht voor veteranen, post-actieve militairen en hun dierbaren.

Kees Verkade staat in Westland weliswaar bekend als “Kees uit de zorg”, maar hij begon zijn carrière bij Defensie. Als dienstplichtige kreeg hij een brief dat hij zich moest melden. Kees: ‘Daar ga je als spijkerbroek figuurtje heen en je komt er met een groen uniform weer uit.’ De oefeningen naar Duitsland vond hij het meest interessant: ‘Alles wat je doet op zo’n oefening moet kloppen.’ Contact met zijn oude dienstmaten uit die tijd heeft hij nog steeds. Dat is ook de aanleiding geweest om zich in te gaan zetten voor veteranen: ‘We zijn contact gaan zoeken met veteranen uit onze tijd we hebben een reünie georganiseerd voor 650 man, oud personeel en partners en familie. Daar zag ik dat ik dat mensen in 1960 in dienst hadden gezetten, oude bazen kwamen elkaar na zoveel jaar tegen, prachtig om te zien.’

‘Ik werkte al in de zorg en sprak in de verzorgingstehuizen een aantal veteranen. Hierdoor heb ik mij aangemeld als nuldelijn-ondersteuner, omdat je in de zorg ziet dat sommige gevallen, ook veteranen, heel schrijnend kunnen zijn. Ik vind het belangrijk om daar gehoor aan te geven. Uit deze gedachte zijn we gezamenlijk begonnen met Veteranen Ontmoetingscentrum Westland. Dit begon vijf jaar geleden, eerst heel klein in een zaaltje van het zorgcentrum waar ik werk. We haalden iedereen op, dementerend of niet, en organiseerden uitjes door geheel Nederland. Tweeënhalf jaar geleden konden we een vaste eigen plek krijgen in een ruimte van de zorginstelling Pieter van Foreest.’

Deze ruimte heeft Kees en diversen Westlandse veteranen met behulp van eigen fondsenwerving in de regionale private sector compleet verbouwd en opgeknapt tot een ontmoetingsplek voor veteranen en oudgedienden van Defensie. Jonge én oude veteranen komen hier samen en delen verhalen. Kees: ‘Je ziet jonge veteranen hun missiefoto’s delen op de iPad en de oude veteranen laten hun foto’s zien met kartelrandjes. Andere foto’s, andere tijden, maar een veteraan blijft een veteraan.’

‘Wat mij na al die jaren het meest is bijgebleven? Nou, eigenlijk het kampeerweekend dat wij een paar weken geleden organiseerden. Toen hebben we een aantal veteranen meegenomen om te kamperen. Mensen die niet op vakantie konden door de coronacrisis, geldzorgen of een rugzakje hebben. Het kampvuur ging aan, de verhalen kwamen naar boven, een lach en een traan. Ik denk dat dit een weekend was waar geen therapeut tegen op kan. Zo’n band ontstaat er dan met elkaar. Oppakken en doorgaan: leave no man behind.’

De inzet van Kees en Irma reikt ook buiten ontmoetingscentrum Westland. Samen reisden ze op eigen houtje naar voormalig missiegebied Srebrenica om veteraan Rob Zomer te helpen bij het bouwen aan zijn ontmoetingsplek. In de laatste jaren van het leven van Lgen (b.d) Ted Meinis hielpen Kees en Irma hem om zijn boodschap aan de veteranengemeenschap over de bühne te brengen. Irma maakte voor hem een bijzondere schildering die zijn rouwkaart sierde na het overlijden. Een bijzondere eer. Kees vertelt: ‘Irma is een onmisbare factor in de veteranenwereld. Ze heeft de afgelopen jaren heel wat werk verricht voor de Westlandse veteranen. Alles zonder moeite en met veel plezier. Irma is een kanjer en verdient de Witte Anjer Prijs.’

Kees: ‘Voor de toekomst hoop ik dat we nog heel erg lang mogen bestaan. We vinden het nog hartstikke leuk om te doen. Als je ziet wat er voor waardering is, dan is dat alleen maar een beloning. Voor ons is dit de derde keer dat we genomineerd zijn, en daar zijn we super trots op! Je wordt gekozen uit een hele hoop anderen, dus dat zien we als een groot compliment van de gerenommeerde stichtingen die de nominaties hebben aangedragen.’