‘In 2005 werd ik gevraagd om hoofd krijgsmachtrabbijn te worden. Daarvoor was ik jongerenrabbijn. Ik gaf ik les op verschillende universiteiten en had veel contact met jongeren. Voor mij was het duidelijk dat ik ‘ja’ moest zeggen op deze vraag. Ik zie het als voorrecht dat ik veteranen en militairen kan bijstaan. Het past bij waar ik in geloof: dat een mens op aarde is om een verschil te maken en zich in te zetten voor het goede. Daarom heb ik ook diep respect voor veteranen en voor het moeilijke werk dat ze doen: ze zetten hun leven op het spel en doen waar ze in geloven.
Het werk van een krijgsmachtrabbijn is anders dan standaard pastoraal werk. Militairen en veteranen hebben andere vragen over het leven en aparte problematiek, bijvoorbeeld door ervaringen op missies. Ik ben aangesteld voor het verzorgen van joodse militairen, maar ik sta open voor iedereen. Via de joodse veteranen ben ik in contact gekomen met andere veteranen in veteranenhuizen en veteranenverenigingen. De kleinere clubjes veteranen kiezen vaak een geestelijk begeleider. Die keuze wordt niet altijd gemaakt op basis van religieuze voorkeur, maar vaak ook op basis van persoonlijkheid, toegankelijkheid en een gevoel van verbondenheid. Ik kom bij verschillende veteranenverenigingen om met veteranen van allerlei gezindten te spreken.
Ik geef aandacht wanneer iemand aandacht nodig heeft. Veel veteranen willen hun verhaal vertellen, maar hun omgeving staat daar niet altijd voor open. Ze hebben er geen geduld voor of hebben het verhaal al vaker gehoord. Ik probeer oprecht geïnteresseerd te luisteren naar het verhaal, vraag door en probeer verbondenheid te creëren. Wanneer een veteraan rondloopt met een trauma probeer ik hem of haar te helpen met het sluiten van de open einden en de verwerking van de ervaringen. Zo geef ik ze een andere blik op het geheel.
Een scheiding tussen mijn werk en mijn privé-leven heb ik nooit echt gemaakt. Ik neem het werk vaak mee naar huis en veteranen komen regelmatig bij ons op bezoek, thuis of in de synagoge. Mijn twee zoons kwamen ook op jonge leeftijd al in contact met het militaire leven. Toen ze klein waren gingen ze mee naar de kazerne. Een van hen verzamelde militaire badges, pakjes, speldjes etc. Nu ze ouder zijn bespreek ik morele vraagstukken die vaak voorkomen in het leger met mijn zonen. Ze hebben daar onder meer van geleerd dat je niet aan de zijlijn moet blijven staan en dingen moet oppakken wanneer dat nodig is.
Helaas is Veteranendag sinds een aantal jaar op zaterdag, waardoor ik en andere traditioneel joodse militairen en veteranen er niet bij kunnen zijn. Dat vind ik erg jammer. Ik probeer wel aandacht te besteden aan Veteranendag op een andere manier, bijvoorbeeld door veteranen in het zonnetje te zetten tijdens de dienst in mijn synagoge. Op die manier geef ik hen toch de erkenning en waardering die ze verdienen.
Altijd als ik een veteraan spreek zeg ik: “Ik ben je dankbaar wat je voor mij en mijn kinderen hebt gedaan. Zonder jou hadden we de vrijheid van vandaag niet. De welvaart is mede dankzij jou”. Met mijn werk hoop ik mijn steentje bij te dragen voor de veteranen en militairen.’