Na de oorlog was er helemaal niks, alles was kapot

17 juni 2019
Deel dit bericht:
De Tweede Wereldoorlog staat op het netvlies van veteraan Hendrik Fockens (94) gebrand. In 1944 wordt hij als 18-jarige jongen tijdens een razzia in Schellingwoude opgepakt. Onderweg naar Duitsland slaagt hij erin om bij Venlo te ontsnappen. Hij overleeft de oorlog en meldt zich op 6 mei 1945 aan als oorlogsvrijwilliger. Het is het begin van een lange loopbaan bij de Landmacht. Zijn eerste missie naar Nederlands-Indië heeft een bijzondere invloed op zijn leven: hij ontmoet zijn vrouw.

‘Het einde van WOII was een hele rare tijd. De oorlog was net afgelopen en er was helemaal niks. Alles was kapot. Veel mensen vertrokken naar Nieuw-Zeeland, Canada of Australië. Ik wilde de wereld zien en meldde me aan als oorlogsvrijwilliger.

In eerste instantie wist ik niet goed wat het inhield. We begonnen onze opleiding in Assen, tot we begin 1946 naar de zuidkust van Engeland werden verplaatst. Hier werden we in drie maanden tot infanterist opgeleid. Nog voor de zomer vertrok ik op mijn eerste missie naar Nederlands-Indië.’

‘Ik heb altijd veel geluk gehad. Tijdens de vijf jaar die ik in Indonesië doorbracht, ben ik alleen aan mijn hand gewond geraakt. Ik was een van de 350 mannen van het Korps Speciale Troepen, onderdeel van het KNIL. 65 mensen zijn niet nooit naar huis teruggekeerd. De dood van onze kapitein heeft het meeste indruk op mij gemaakt. Hij werd buiten Bandung door zijn hoofd geschoten. Het is misschien lang geleden, maar ik vergeet niks. Ik weet alles nog van die periode. Omdat de aanvoerwegen te lang waren, vlogen we in een Dakota om onze goederen af te leren. Met de deuren open dropten we munitie, post en eten af bij Nederlandse kazernes.’

‘Tijdens een rit met de auto ontmoette ik mijn vrouw. Het regende heel hard en zij liep langs de weg. Haar vader was sergeant bij het KNIL. De rest is geschiedenis. We kregen zes kinderen, waarvan de eerste nog in Indonesië. Kort daarna was de staatsgreep van 1950, het werd een rommel. Binnen drie dagen werden we door het Nederlandse leger naar de boot gebracht, naar huis. De jaren daarna werden we door Defensie ondergebracht in Prinsenbos, vlakbij de vliegbasis van Gilze-Rijen. Er volgende nog meerdere uitzendingen. Veel mensen gingen naar Korea, maar ik had me al opgegeven voor een missie naar Suriname. Ook hier heb ik geluk gehad, veel mensen zijn in Korea gesneuveld.’

‘Tijdens je missies doe je veel ervaringen op met verschillende soorten mensen, ik leerde met iedereen omgaan. Dat vormt je. Ik praat de laatste jaren steeds vaker met mijn kinderen en kleinkinderen over mijn ervaringen. Door mijn leeftijd komt er meer los. Ik neem ze ook graag mee naar Veteranendag, één van mijn kleinkinderen is Afghanistan veteraan en zit zelf bij de Marechaussee. De laatste twee jaar loop ik niet meer mee in het defilé. Van mijn tijd in Indonesië zijn nog maar vier mensen over, de rest is allemaal overleden. Veteranendag is een plek waar mensen je begrijpen. Juist als je klem zit met je gedachten, lucht het op om erover te praten.’

Afgelopen zomer schreef de 11-jarige Simon het Nationaal Comité Veteranendag over zijn wens om samen met zijn opa een vlucht te kunnen maken in de historische Dakota. De 93-jarige veteraan Hendrik Fockens had vroeger in toestel gevlogen boven Indonesië. Meneer Fockens stapte dit najaar samen met zijn dochter en drie kleinkinderen in de Dakota voor een bijzondere vlucht boven Nederland.