In Kandahar kregen we daarom een speciaal sport adaptatieprogramma om te wennen aan de hitte. Dit betekende ‘s ochtends vier kilometer hardlopen dan nog een paar oefeningen en dan nog push ups. Om te sporten gingen we nooit het kamp uit, dat was veel te gevaarlijk. Om het kamp lag wel een buitenring, daar kon je een beetje hardlopen. Maar die ring was ook goed beveiligd.
‘s Middags naar de fitness. De eerste weken zaten we bij de Amerikanen. Dat was een megagroot kamp voor duizenden Amerikaanse militairen. Er was zelfs een lijnbus. De fitnessruimte was enorm. Er stonden bijvoorbeeld honderd fietsen en vijftig roeiapparaten op een rij. Een gemiddeld fitnesscentrum in Nederland zou jaloers zijn.
Na de fitness gingen we ‘s avonds nog een rondje marsen. Eerst alleen met een fles water en je wapen, daarna met steeds meer bepakking. Uiteindelijk liepen we met een volle rugzak in de hitte.
Na twee weken verhuisden we naar het Nederlandse kamp. Wat een schok! Geen fitness, geen lijnbus, alleen drie rollen prikkeldraad en een tent. Ze waren nog bezig met het opbouwen van het kamp, dus er was niets. Omdat we elke dag onder grote stress moesten presteren, was het lekker om toch te sporten. Sport is voor mij de ultieme ontspanning.
In het Nederlandse kamp ben ik gaan sporten met munitiekistjes gevuld met zand. Daar maakten we vijf verschillende gewichten van. We hadden ook een optrekstang, een soort stalen buis waar je aan de uiteinden de wielen van een YPR pantservoertuig kon hangen om te bankdrukken. En natuurlijk konden we altijd nog een rondje op het kamp hardlopen.
In december 2006 kwamen alle fitnessspullen binnen. Toen hadden we in het Nederlandse kamp ook een mooie fitnessruimte, gevuld met alles wat je van een lokale sportschool kunt verwachten. Ik vond het heerlijk om op missie dagelijks te sporten.