‘Opeens stond ik middenin een oorlogsgebied’

16 juni 2016
Deel dit bericht:
Na twee missies in Bosnië en Afghanistan ging Martin aan de slag als hulpverlener. Hij werkte tot voor kort met mensen met psychische problemen en gebruikte de ervaringen die hij bij Defensie en op missie opdeed om hun leven te verbeteren. Binnenkort begint hij aan een nieuwe baan bij een jeugdinstelling. Martin is op Veteranendag 2016 voor de tweede keer te vinden in Den Haag. Hij loopt mee met het defilé in een detachement van Afghanistan-veteranen.

‘Leren en studeren was niet echt aan mij besteed. Na de middelbare school kreeg ik dan ook het advies: “ga maar een vak leren”. Ik ging in dienst bij Defensie, om de handen uit de mouwen te steken en bezig te zijn. Mijn opa vocht op de Grebbeberg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij overleed toen ik nog te jong was om ernaar te vragen, maar ik de verhalen over mijn opa spraken tot mijn verbeelding. Ik denk dat dit onbewust invloed heeft gehad op mijn keuze voor Defensie.

In 2004 ging ik voor het eerst op uitzending, naar Bosnië. We doorzochten huizen, assisteerden de lokale politie en douane en hielpen checkpoints op te bouwen om wapensmokkel tegen te gaan. Ik had veel contact met de lokale bevolking. Soms werden we met open armen ontvangen door de bevolking, anderen hielden de deur het liefst voor ons dicht. Een deel van de bevolking stond nog wantrouwend tegenover de internationale gemeenschap, maar ook tegenover elkaar.

Afghanistan was een heel ander verhaal. Opeens stond ik in totaal een andere wereld, midden in een oorlogsgebied. Onze hoofdtaak was het beveiligen van konvooien die van Kandahar naar Uruzgan reden. In Kandahar hing een bepaalde negatieve vibe die moeilijk te beschrijven is. Wanneer we door de stad reden had ik de berichten over de Canadezen en Amerikanen die zware verliezen hadden geleden in mijn achterhoofd. Ik kon niet onderscheiden wie er bij de Taliban hoorde en wie niet. Het kon iedereen zijn, of juist niemand. Ik was me voortdurend bewust van het gevaar.

Na vier jaar en twee missies verliet ik Defensie om alsnog te gaan studeren en iets anders te doen: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Vervolgens werkte ik een tijd als hulpverlener met mensen die het moeilijk hebben in de samenleving. Onder andere met drugsverslaafden, mensen met hoge schulden en met psychische aandoeningen. Wekelijks bezocht ik ze thuis om ze te helpen hun leven leefbaar te maken.

Dat ging mij goed af omdat ik door mijn ervaringen in Afghanistan had geleerd te relativeren en dingen in perspectief te zien. Afghanistan is een hard land. Wie zijn been verliest, is “niets meer waard”. Hij wordt een last voor zijn familie, omdat hij niet meer voor hen kan zorgen. Naar Nederlandse maatstaven is een daklozenopvang een vervelende plek waar je het liefst niet terecht wilt komen. Terwijl het voor Afghaanse begrippen een luxe is dat je als drugsverslaafde geholpen wordt en een dak boven je hoofd krijgt. Juist door mijn ervaringen op missie, kan ik beter de waarde inzien van wat Nederland te bieden heeft.

Over een paar dagen begin ik aan een nieuwe baan in een jeugdinstelling. Ik verwacht dat ik ook daar veel heb aan mijn achtergrond bij Defensie. Ik leerde immers de-escalerend op te treden, wat goed van pas komt om heftige reacties te voorkomen. Daarnaast kan ik structuur en flexibiliteit brengen.

Dit jaar ben ik voor de tweede keer aanwezig op Veteranendag in Den Haag. Ik loop mee in het defilé met een detachement Afghanistan-veteranen. Ik ga erheen om samen te zijn met mensen die hetzelfde als ik hebben meegemaakt. Voor het gevoel van saamhorigheid. Het maakt niet uit welk pad een veteraan kiest na de missie, wanneer we weer samen zijn vallen de verschillen weg en zijn we weer hetzelfde hechte groepje.’