Het was puur toeval dat ik bij de marine terecht kwam. Ik was toen 20 jaar oud en wist daarvoor niet zo goed wat ik wilde worden. Mijn geld verdiende ik met klussen voor boeren en tuinders. Tot ik iemand ontmoette die al bij de marine zat en ikzelf ging kijken, toen wist ik meteen: dit wil ik ook. Dat varen, die wind door je haren en de natuur om je heen. Het is echt prachtig.
Na mijn zeedienst opleiding begon ik aan boord. Je leert met een schip te varen, te vechten en uiteindelijk het runnen van een schip. Zeker in het begin sta je echt onderaan. Ik moest tijdens de opleiding ook het dek zwabberen, aardappels wassen en wc’s schoonmaken. Dat is heel belangrijk om je te laten beseffen wat de matrozen vaak dagelijks moeten doen. Ik vond dat altijd heel mooi en ben het ook blijven doen toen ik commandant was. Ik was dan regelmatig vaak in de kombuis te vinden. Daar was het altijd gezellig en je hoorde nuttige informatie.
Mijn mooiste missie was in 2010 als commandant van de anti-piraterij operatie van de NAVO in Somalië. Dat was heel speciaal, want ik had nu de leiding over schepen, helikopters en vliegtuigen. Het was ongelofelijk ingewikkeld vanwege de vele deelnemende partijen. Je hebt te maken met de Verenigde Naties, de NAVO, NGO’s en een groot aantal landen dat actief betrokken is. In mijn eigen team had ik bijvoorbeeld te maken met een Bulgaar, een Griek en een Engelsman. Om met zo’n diverse groep mensen samen te werken aan een veiligere wereld is te gek.
Uiteindelijk hebben we met onze successen een verschil kunnen maken. We hebben wel 100 gijzelaars bevrijd en ruim 200 piraten gearresteerd. Uiteindelijk is de rust relatief teruggekeerd en konden schepen weer veilig door dat gebied varen. Het is schitterend dat Nederland, als klein land in een grote wereld, hier een bijdrage aan levert. We punch above our weight. Dat geldt eigenlijk voor onze hele krijgsmacht en daar mogen we best trots op zijn.
Momenteel leer ik heel veel van het educatieve programma Veteraan in de Klas. Tijdens zo’n gastles valt het dan op dat kinderen totaal anders tegen bepaalde zaken aankijken dan ikzelf. Laatst vertelde ik aan een groep 8 over de piraterij missies. Ik vroeg de klas: “Hoe moeten wij hiermee omgaan?” Een 11-jarige jongen riep toen dat we ‘ze allemaal hartstikke dood moeten schieten.’ Een ander riep weer dat ‘ze dat niet voelen en dat we ze heel zwaar moeten mishandelen’. Dan schrik je je wezenloos. Toch probeer ik voor de jeugd open te staan en dan uit te leggen dat heel veel Somaliërs door omstandigheden worden gedwongen om piraat te worden. Dat is vaak geen keuze. Alleen al vanwege dit soort gesprekken is zo’n gastles heel erg belangrijk om te doen.
Dit soort lessen geeft samen met Veteranendag een stukje begrip en erkenning voor wat we hebben gedaan voor- of namens de Nederlandse maatschappij. Dit geldt al helemaal voor anderen. Als ik soms hoor wat veteranen in Afghanistan hebben meegemaakt… Dat zijn hele andere verhalen. Die waardering in Nederland betekent enorm veel voor ons.