‘Toen ik in 1959 in Nieuw-Guinea aankwam heb ik geluk gehad. Ik kreeg namelijk direct een schip toegewezen en zo was ik constant patrouille aan het varen. Ik wilde graag zo snel mogelijk het schip op en niet aan wal blijven. Van 24 juni 1959 tot 12 december 1960 ben ik uiteindelijk uitgezonden geweest.’
‘We hebben een keer meegemaakt dat we ‘s nachts een oproep kregen van onze commandant, met de boodschap om op te trekken naar de zuid-westkust van Nieuw-Guinea. Er was daar een schip overvallen en ze hadden de stuurman ‘kapotgeschoten’. Dat klinkt niet leuk maar dat was het ook niet. Mooier kan ik het niet maken en zo zeiden we dat toentertijd. We kregen de opdracht om dat schip te schaduwen en uiteindelijk met het doel om dat schip proberen te enteren. Een schip enteren doe je pas nadat je het waarschuwingsschot voor de boeg geeft. Als er dan niet gereageerd wordt, dan pas mag er een schot gericht worden afgevuurd en mogen we het schip enteren.’
‘We kwamen van alles tegen op zee. Zo hebben we ’s nachts een keer meegemaakt dat we een prauw (een Indonesisch vaartuig) zagen, midden op zee met twee Papoea’s erin. Een heel absurd gezicht. Die moesten we aanhouden. Het was verdacht, omdat het Papoea’s waren met aan de ene kant een witte vlag en de andere kant een rode. Dat zegt voor ons genoeg.’
‘Na ongeveer een jaar ben ik uiteindelijk overgeplaatst vanuit Sorong naar de marine-kazerne Hollandia. Dat noemde je dan een walplaatsing. Dat vond ik minder leuk dan op het water zijn en varen, maar het hoorde er ook bij. Als ik terugdenk aan die maanden op uitzending, dan was er best vaak rotzooi aan de gang. Doordat er ’s nachts vaak Indonesië parachutisten werden gedropt. Maar ja, het was echt een beginnende oorlog en er was veel gaande.’
‘Ik ben ook nog teruggegaan naar Nieuw-Guinea. 7 maart 1996, dat is nu zo’n 23 jaar geleden. Met 12 veteranen (en vier vrouwen) hebben we die reis kunnen maken. Dat was heel mooi en bijzonder en ik ben blij dat ik dat heb kunnen doen.’
‘Het is nu allemaal anders en moeilijk om te zeggen of ik het allemaal nog een keer zou doen. Maar ik ben in hart en nieren een echte marineman en zo voel ik me ook. Met alles wat ik in me heb, ben ik een echte veteraan. Voor mij is het elke dag Veteranendag. Dat is niet zo… maar zo voelt het wel. Ik heb boven in mijn huis, een hobbykamer, ik noem dat ook wel mijn commandocentrale, dat is een heel marine museum! Dan moet je niet ‘geef acht’ zeggen want dan staat alles in de houding.’ zegt Piet lachend en vol trots.