‘Ik weet dat ik een vreemde eend in de bijt ben’

6 januari 2020
Deel dit bericht:
‘Je kunt maar met heel weinig mensen praten over wat je hebt meegemaakt en nog steeds meemaakt als veteraan,’ vertelt Libanon veteraan Rianne Volkering. Daarom zet zij zich intensief in voor erkenning en waardering voor en van veteranen.

Zo werkt Rianne voor Human Library, waar zij aan deelnemers haar ervaringen als Libanon veteraan vertelt. Met haar zelfgebouwde Diorama, te bewonderen via haar blog, wekt ze veel interesse in de veteranen community én ze helpt bij zoekacties van het Veteranen Search Team, ondanks haar reuma, artrose en zenuwpijnen.

Van straatschoffie naar UNIFIL

‘Ik was net twee dagen 19 toen ik moest opkomen in november 1981. Twee dagen na mijn verjaardag was het melden. Ik was hard op weg om een klein boefje te worden, dus voor mij was het heel goed om het leger in te gaan. Ik was echt een straatschoffie uit Den Haag. Ik wilde graag het leger in, had er echt zin in. Na de opleiding van zes maanden ging ik naar Libanon. Achteraf veel te jong, en totaal onvoorbereid. Nu kan je alles googelen maar toen niet. Ik wist totaal niet waar ik heen ging. Alles wat ik wist kwam van plaatjes uit de Bosatlas. Voor het eerst in mijn leven zat ik in een vliegtuig. Dan kijk je naar beneden, je ziet alleen maar kapotgeschoten huizen, alleen maar geweld onder je. Je landt op het vliegveld, langs de landingsbaan zie je kapot geschoten vliegtuigen.’

‘Onderweg naar het UNIFIL gebied werd er geschoten. Adrenaline stroomt door je lijf. Ik kwam uiteindelijk terecht op een post ergens in de bergen. Daar was echt helemaal niets. Gewoon een boogtent en een prefab, één grote modder- en kleizooi. Nou tot over 6 maanden, dacht ik. Er waren geen winkeltjes, niets. Dat was de basis voor ons. Er was niets. Het duurde weken voordat er een handelaar langskwam met een ezel.’

‘Onze taak was observeren. Iedere avond gingen we op patrouille, 12 uur op 12 uur af. Dat was intensief. De hele nacht ging je de bergen in, het was daar aardedonker. De patrouille diende om te kijken of er een infiltratie zou komen richting Israël. Dan bleef je daar een uur zitten, ging je weer een uur lopen, weer een uur zitten. Zo bracht ik de eerste paar maanden door. In juni 1982 wilde ik per se naar een optreden van The Rolling Stones in Rotterdam. Ik ben een grote Stones fan en had met wat mensen geregeld dat ik precies op dat moment verlof zou kunnen krijgen. Ik vloog naar Nederland, ben naar het Stones concert gegaan en op dat moment vielen de Israëliërs in Libanon binnen.’

‘Toen ik na mijn verlof terugkwam in Libanon, zijn er veel heftige dingen gebeurd. Ik heb lang geen onderscheid kunnen maken of iets nou werkelijk gebeurd was of dat ik er mijn eigen beleving van heb gemaakt. We hebben bijvoorbeeld een korte gijzeling gehad. Op een gegeven moment is het een eigen leven gaan leiden en vroeg ik mij af, is dit wel echt gebeurd? Je praat er niet over. Toevallig was ik twee jaar geleden bij een rehabilitatie, daar ontmoette ik onze luitenant die bij de gijzeling betrokken was. Hij sprak over de gijzeling en ik kon zijn verhaal aanvullen. Wat ik in mijn hoofd had waarvan ik ben gaan denken dat het nooit gebeurd was, was dus wel gebeurd. Dit komt ook omdat wij nooit mochten praten over onze ervaringen toen wij terugkwamen. Wij hadden zwijgplicht, we mochten niets zeggen. Die luitenant sprak er heel laconiek over. Maar ik heb dat heel anders ervaren.’

‘De situatie was zo, wij zaten in het gebied van Major Haddad, buiten het UNIFIL gebied. De buffer die er nog steeds ligt, de Israëlische veiligheidszone, daar stond onze post (7-2). Wij hadden te maken met roadblocks van Major Haddad, waar wij doorheen moesten om bij onze post te komen. Major Haddad gooide alle roadblocks dicht zodat wij geen eten kregen, ze konden niet bij ons komen. Onze luitenant was zo boos dat hij gewoon met ons doorreed om verhaal te halen. Daar sta je opeens. Op een post, met een tank en jongeren van 14 of 15 jaar met een geladen Kalasjnikov, die tegen je staan te schreeuwen, met de vingers aan de trekker op je hoofd te richten. Voor mijn gevoel heeft dat heel lang geduurd. De luitenant zei ook dat hij een paar uur heeft moeten lullen als Brugman om weer die roadblocks open te krijgen zodat wij bevoorraad konden worden. Als er een jongen van 14 met een doorgeladen geweer op je hoofd gericht staat en een vinger aan de trekker, nou dan duurt anderhalf uur duurt heel lang. Ik heb mij toen niet zo prettig gevoeld. Dat blijft je bij.’

‘Ik heb nooit meer kunnen aarden’

‘Je zit toch in een spanningsgebied. Het is nooit genieten. Je bent altijd alert. De kogels hoorde je regelmatig fluiten. Je slaapt met je geladen wapen naast je. Je leeft met de middelen die je hebt en die waren heel beperkt. Dan kom je op Schiphol, sta je in de houding, en that’s it. Dan ben je in Nederland. Ik kon helemaal niet aarden. In Libanon dronken we al veel. Voor die tijd dronk ik ook al. Mede door de uitzending naar Libanon heeft mijn toenmalige vrouw veel met mij te stellen gehad. Libanon was het einde van mijn dienstplicht. Daarna heb ik nog jaren lang bij de NATRES en in een internationaal sportteam van Defensie gezeten, maar nooit meer als beroepsmilitair. Ik heb nergens echt mijn draai meer kunnen vinden in de burgermaatschappij en had veel spijt dat ik niet als beroepsmilitair door was gegaan.’

‘Mijn huidige vrouw Saskia denkt nog steeds dat ik PTSS heb. Maar ik heb geen negatieve ervaringen uit Libanon. Onze kinderen mogen bijvoorbeeld niet met speelgoed pistolen op mij richten, daar kan ik niet goed tegen. Als ik op de bank lig te slapen is het niet verstandig om mij zachtjes te benaderen. In het ziekenhuis werd ik voor een onderzoek in een roes gebracht, ik weet er niets meer van. Ze hebben mij met twee verpleegkundigen van de behandelend arts af moeten trekken, die was ik naar de keel gevlogen. Ik kom uit een gebroken gezin, ben een adoptiekind en heb (te) veel meegemaakt. Ik was daardoor al heel beladen toen ik het leger in ging. Als mensen PTSS aanhalen, weet ik niet of dat van Libanon komt of daarvoor.’

Diorama: Libanon post 7-2 in miniatuur

‘Mijn allergrootste wens was om de Libanon post na te bouwen in miniatuur. Door mijn reuma miste ik een bepaalde fijne motoriek dat ik het een beetje aan de kant geschoven had. Maar nu ben ik toch begonnen en dat lukt best aardig. Ik ben het proces gaan bijhouden op mijn blog. Op de UNIFIL Facebookgroep ben ik gaan vragen naar foto’s van andere Libanon-veteranen van mijn post. Uit het hele land sturen veteranen foto’s en vragen langs te mogen komen om het Diorama te bekijken. Zelfs een Nederlandse Libanon veteraan die nu in Australië woont belde me laatst. In de Diorama is straks van alles te zien en te beleven. Maar ik wil ook wel geintjes uithalen. In de prefab komt het veldbedje waar ik sliep. Daar komt bijvoorbeeld een blonde schone te liggen. Die geintjes zie je niet direct, daar moet je naar op zoek. Zo verwerk ik mijn eigen verhaal erin en dat van andere UNIFIL-ers. Ik weet niet of ik het Diorama maak als verwerking, ik weet niet of ik wat te verwerken heb, maar er komen wel heel veel herinneringen naar boven.’

‘Ik weet dat ik een vreemde eend in de bijt ben’

‘Ik weet dat ik een vreemde eend in de bijt ben, een (bijna) eenling binnen Defensie. Afgelopen editie van de Veteranendag liep ik mee met het Defilé. Dan loop ik in mijn Libanon tenue. Ik kleed mij niet anders. Ik heb mijn haren los en oorbellen in, dat zijn dan de kenmerken dat ik mij als vrouw profileer. De één zegt tegen me: “meid wat zie je er goed uit”, van de ander krijg ik een klap op mijn rug: “Hey gozer!” Dat is zo lachen. Bij sommigen vallen de kaken bijna op de grond. Wat ik wel even naar vond, maar wel begrijp, is dat er, al staande in gelid, werd getwijfeld aan mij als Libanon veteraan. Ik moest mij serieus legitimeren als zijnde veteraan en dat heeft mij erg pijn gedaan. Ik neem het hem niet kwalijk. Tenslotte zijn er daadwerkelijk mensen die zich voordoen als veteraan. Het enige voordeel was dat hij mij zag als vrouw, dat was dan wel een leuk compliment. Ik legitimeerde mij als Libanon veteraan en toen begreep hij het: ‘oh shit heb ik weer,’ las ik in zijn gelaatsuitdrukking. Maar de kameraadschap is voor eeuwig. Je deelt lief en leed met elkaar.’