“Afrika: oneindig mooi en groot”

16 november 2012
Deel dit bericht:
In Afrika leek alles wel groter of verder weg. Grotere spinnen, schorpioenen en slangen, hogere en dikkere bomen en vooral langere afstanden. In Ivoorkust leefde ik in een dorp in het zuidwesten van het land. Om op en neer te gaan naar een bakker of een bank moest ik 200 km rijden. Het dichtstbijzijnde fatsoenlijke ziekenhuis lag 450 km verderop.

Niet alle wegen waren echt goed begaanbaar waardoor de gemiddelde snelheid meestal maar rond de 40 km per uur lag. Soms bleef je vastzitten en moest je de auto met behulp van een winch weer uit de modder trekken. Als je geen haast had was het allemaal geen straf. Regelmatig zag je dan grote mensapen vlak voor je de weg oversteken en wanneer je even een stop maakte in het oerwoud hoorde je kleine apen en papegaaien krijsen in de bomen. Als toerist kun je hier alleen maar van dromen. Ik maakte het elke dag mee en hield al snel een aantal van die beesten als huisdier: een aapje, twee mangoesten en een python.

In Rwanda waren de afstanden korter maar leken ze veel langer. De voortdurende dreiging en de hinderlagen maakten dat er geen einde kwam aan de wegen en paden die langs rode aarde en bananenplantages voerden. Genieten van het uitzicht was er niet bij: je moest continu op je hoede zijn en hopen dat je snel weer veilig was. Die relatieve veiligheid was in de hoofdstad Kigali, alhoewel we daar ook weleens letterlijk het vuur in gereden zijn en we ons leven te danken hadden aan de welwillendheid van slechts één van de vele belagers.

Angola had weer een heel andere dimensie. Met een oppervlakte van 1.250.000 vierkante kilometer en wegen die bezaaid waren met miljoenen landmijnen, was luchttransport een sneller, beter en veiliger vervoermiddel. Ik heb er vaak gevlogen, met Antonov transportvliegtuigen, met helikopters of met doodgewone Cessna’s. Ik raakte al snel bevriend met een groepje Russische piloten waardoor ik wat vaker mee kon in de cockpit. Vanuit de lucht was Afrika des te mooier. Het zag er vredig uit. Bergen en uitgestrekte wouden werden afgewisseld door kale vlaktes met af en toe een klein dorp dat er verlaten bij lag. De landingsstrips vormden flinke uitdagingen voor de piloten en met de helikopters moest je altijd oppassen dat je niet op een landmijn landde. Maar het was Afrika zoals ik het me altijd al voorgesteld had: één en al avontuurlijk en onbeschrijflijk, oneindig mooi.