“Voor ieder zwijn of iedere hond kreeg ik een liter rijst, daar ging het mij om."

24 februari 2017
Deel dit bericht:

In samenwerking met het Koninklijk tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek, startte het Veteraneninstituut onlangs het Veteranen Interviewproject Bronbeek (VIP Bronbeek). Bol Kerrebijn, een van de inwoners van Bronbeek, vertelt over de tijd tussen begin 1942 en eind 1945 op Java.

Geboren en getogen op het eiland Java kreeg Kerrebijn eind februari, begin maart 1942 te maken met de Japanse imperiale krijgsmacht. Na overgave begon de bezetter met het interneren van Europese en Indo-Europese bewoners.

Gezin Kerrebijn

Bol Kerrebijn was de zoon van een Nederlandse militair. Samen met zijn zussen en broertje groeide hij op in een protestants gesticht in Sukabumi (West-Java). Bols moeder werkte in verschillende sanatoria. Voor de revalidatie van haar patiënten richtten deze ziekenhuizen enkele buitenverblijven in, waaronder in Buitenzorg. Als werknemer betrok  zijn moeder een buitenverblijf. Zo vermeed ze de mogelijke internering door de in het gesticht intrekkende Japanners.

Bol had op dat moment alleen zijn lagere school afgerond. Toen de onderwijslocaties moesten sluiten frustreerde hem dat dan ook behoorlijk. Toch heeft dit achteraf gezien zijn overlevingskansen vergroot. Het stedelijke geweld nam namelijk behoorlijk toe door toedoen van de Japanse bezetter en later in de Bersiap-periode door Pemoedastrijders.

Jagen

Eenmaal ingetrokken in het verblijf in Buitenzorg richtte Bol zich toe op het jagen. De uitgestrekte vlaktes van West-Java maakten van Bol een formidabel jager en zijn jachtroutes brachten hem langs vele lokale gemeenschappen waar hij zijn naam vestigde. Vaak vroegen deze gemeenschappen om Bol’s hulp bij het verjagen van wild dat op de plantages afkwam en de gewassen aantastte. De goede naam die hij hiermee opbouwde zorgde ervoor dat hij en zijn familie met rust gelaten werd tijdens de oorlog. Kerrebijn:

 

Voor ieder zwijn of iedere hond kreeg ik een liter rijst, daar ging het mij om. Met de Japanners had ik niets te maken, behalve als ik naar de stad ging.

Onzekere periode

Op 15 augustus 1945 gaven de Japanse troepen op Java zich over en begon een onzekere periode. Tussen september 1945 en maart 1946 volgden meerdere bloedbaden in Bandoeng, waarbij pro-republikeinse Pemoeda’s zich begonnen te organiseren in hun geweldsplegingen tegen de sociaal-maatschappelijke erfenis van de koloniale periode. In november 1945 breidde de Bersiap van Bandoeng zich uit naar Buitenzorg en Bogor.

Lendebroek en speer

Bol kwam terug van een lange jachttocht. In zijn lendebroek en met zijn speer in zijn hand liep hij via de brede weg terug naar Buitenzorg. In de verte kon hij in de berm van de weg een groep mensen onderscheiden, bewapend met sabels en speren. Hij had gehoord over de rampokkers, hield de groep staande en vroeg wat er gaande was. Een bekend gezicht liep op hem af en fluisterde gebiedenderwijs:

Bol, snel naar huis!

Overstuur kwam Bol thuis en dreigde van iedereen een doelwit te maken die zijn kop over de schutting van hun verblijf zou durven steken. Zijn moeder zei resoluut, “denk aan je zussen”. Bol zag op zijn expedities naar Bandoeng wat men vrouwen aandeed. Hij slikte zijn trots, nam afscheid van zijn moeder en zussen en verliet Buitenzorg met zijn broertje in zijn ene hand en zijn speer in de andere.

(Fotograaf: William Moore)