'Ik heb nooit gehuild'

14 mei 2020
Deel dit bericht:
Dienstplichtig soldaat Piet Borsboom (1919-2020) nam het in 1940 op tegen de Duitsers.

Met een oude karabijn nam hij het in 1940 op tegen de Duitsers. Slechts veertien patronen hadden ze hem gegeven. Maar angst had hij niet. In Rotterdam vielen de bommen om hem heen. Na de capitulatie dook hij onder.

piet-borsboom-veteraan

‘Ik kom uit een gezin met acht kinderen. Ik wilde dokter worden, maar voor studeren was geen geld. Op mijn 14de werd ik leerling-timmerman. Een half jaar voor de Duitse invasie ging ik in militaire dienst. Ik kwam terecht in Schoonhoven, aan de Lek, zo’n vijftig kilometer van huis. Ze hadden niet eens een uniform voor me. Ik heb nog een tijd in burger gelopen. Alleen het eten was goed. Thuis hadden wij het niet breed. Vlees was te duur. In het leger kreeg ik dat allemaal wel.’

 

‘Bij de genie leerde ik mijnen leggen, noodbruggen bouwen en schieten. Maar de wapens waren sterk verouderd. Ik moest bajonet leren steken met geweren uit de Franse tijd. We bivakkeerden in een schoolgebouw dat door Defensie was gevorderd. Gelukkig waren er kachels. Het was een heel strenge winter. Verder was er niks, ook geen douche.’

oorlogszakboekje-piet-borsboom-veteraan

Op 9 mei was er opeens groot alarm. Ik was die avond bij een soldatenmeisje, want ik ben geen dooie jongen. Zij vroeg waarom ik zo stil was. Ik zei: “Morgen zijn we in oorlog.” Ze dacht dat ik haar voor de gek hield. ’s Ochtends om half vijf kwamen de vliegtuigen over. We waren in oorlog met Duitsland. De eenheid onder de mensen en de militairen was ongekend. Je voelde kameraadschap. Iedereen stond voor elkaar klaar.’

Vijf patronen
‘Ik stond die ochtend op de uitkijk bij de Lek. We hielden er rekening mee dat de Duitsers ook over water zouden komen. Ik had maar vijf patronen bij me. Ik had het nooit kunnen opnemen tegen de vijand. Die gedachte kan frustrerend zijn, maar ik stond er niet bij stil. Ik had zoiets van: ik zien wel wat ervan komt.’

Op de derde dag van de invasie – op pinksterzondag – werd ik met mijn sectie naar Rotterdam gestuurd. De stad lag onder vuur. Met een gevorderde bus gingen we erheen, 36 man sterk. Niemand had munitie. Uiteindelijk kregen we ieder veertien patronen mee. Er was vrijwel geen organisatie. In Rotterdam stond voor ons een wagen met springstoffen klaar. We moesten de bruggen over de Maas op scherp zetten. Zo konden de Duitsers niet oprukken naar de binnenstad. Maar het was onmogelijk om er dicht bij te komen. Onze mariniers waren volop in gevecht met de Duitsers. Enkele mannen van onze groep moesten het goud uit de Nederlandsche Bank in veiligheid brengen. De staven werden naar Schiedam gebracht. Van daaruit zouden ze naar Engeland worden verscheept. De boot werd echter gebombardeerd. Alles verdween naar de bodem van de Maas. Na de oorlog is het goud met een baggermachine naar boven gehaald.’

Zegenen
‘Ik herinner me een geestelijke die op me afkwam. Hij wilde bij mijn collega’s de biecht afnemen. Ik zei dat ik niet katholiek was, maar liet hem door. Toen hij klaar was begon hij onze wapens te zegenen. Ik vroeg hem of een Duitse geestelijke dat ook deed bij de wapens van de moffen. Mijn reactie beviel hem niet en hij was meteen weg.’

veteraan-wo2-piet-borsboom

In een van de straten stonden alle bomen in brand. Het leken wel fakkels. Een jonge moeder kwam op me af omdat ze haar baby kwijt was. Ik ging met haar op zoek. Om ons heen stortten gevels in en we kropen door het puin. Opeens kwam een jongetje onze kant op met in zijn armen de baby. De moeder wilde me bedanken met sigaretten, maar ik rookte niet. Samen met mijn groep sloot ik me aan bij de vluchtelingen. Ook wij gingen naar het Kralingse Bos. Ik zei tegen mijn kameraden: “Weet je wat we doen?”, terwijl ik mijn karabijn pakte, de grendel eruit haalde en het geweer in de grond stak. “We gaan weg.” De kogels heb ik in het water gegooid en de anderen volgden mijn voorbeeld.’

Bombardement Rotterdam
Het Duitse bombardement op 14 mei 1940 vernietigde bijna de gehele historische binnenstad van Rotterdam, mede door de branden die ontstonden. Naar schatting kwamen 650 tot 900 mensen om, en ongeveer 80.000 inwoners werden dakloos. Het bombardement kwam als reactie op het verzet bij de Afsluitdijk, de Grebbeberg en bij de Moerdijkbruggen waardoor de Duitse opmars werd vertraagd. Het bombardement leidde nog dezelfde dag tot de capitulatie van Rotterdam en onder de dreiging dat ook andere steden zouden worden gebombardeerd, te beginnen met Utrecht, tot de overgave van Nederland op 15 mei 1940.

Oorlogssoldij
‘Vanuit Rotterdam zijn we teruggegaan naar onze basis in Schoonhoven, lopend en liftend. In Haastrecht stonden de mensen voor hun deur. Wij zagen er natuurlijk niet uit. We waren ongeschoren en doodmoe. Ze namen ons mee naar binnen en gaven ons koffie en alles wat ze maar hadden. Om negen uur ’s avonds was generaal Winkelman op de radio. Nederland had zich overgegeven. Het Wilhelmus klonk. Dat was een klap.

Terug in Schoonhoven beseften we pas goed wat we hadden meegemaakt. Ik vertelde het een kapitein. Hij begon te huilen als een kind. Ik was gelijk stil. Een paar weken later moesten we bij de betaalmeester komen. We kregen oorlogssoldij, zeven gulden per dag. Ik was de koning te rijk.

Daarna konden we naar huis. Daar kreeg ik al snel een oproep van de Arbeitseinsatz. Ik moest in Duitsland werken. Ik weigerde, ik was vrijgezel en kon dat doen. Maar voor iemand die getrouwd was, was dat niet zo makkelijk. Ik nam het die mensen niet kwalijk.

Ik dook onder bij een boer in Zelhem, in Gelderland. De man zocht een landarbeider die ook kon timmeren. Na een jaar ben ik daar weggegaan. De jongste zoon van die boer liep te veel te kletsen. Dat was een risico. Ik ging terug naar mijn ouders en maakte voor mijzelf een schuilplek op zolder. Soms waagde ik me op straat. Dan ging ik naar een boerderij in de buurt om verse melk te drinken, zaagde ik palen af voor brandhout of deed ik timmerwerk voor mensen die ik vertrouwde.

Na de oorlog heb ik mijn verhalen uit de oorlog opgeschreven. Het is een hele belevenis. Ik heb nooit gehuild, maar soms neem ik de herinneringen mee naar bed. Dan is het zwaar.’

Piet Borsboom is geboren en getogen in Vlaardingen. Tijdens de meidagen van 1940 zag hij zijn tweede thuis Rotterdam
in vlammen opgaan. Achteraf heeft Borsboom altijd gezegd dat hij veel geluk heeft gehad en hij alles gedaan heeft voor de vrijheid. Daarnaast heeft hij al zijn verhalen opgeschreven voor zijn kleinkinderen zodat zij dat nooit zullen vergeten.

Piet-Borsboom-WOII-veteraan

Het verhaal van Piet Borsboom is opgenomen in de speciale Tweede Wereldoorlog-bijlage van Checkpoint 03 2020. Bekijk de bijlage voor meer indrukwekkende verhalen van WOII-veteranen.