Kasteel Hoensbroek en haar bijzondere bewoners

9 oktober 2019
Deel dit bericht:
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

In het najaar van 1944 werd Zuid-Limburg door Amerikaanse troepen bevrijd. Veel jonge mannen meldden zich daarna vrijwillig aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten, om na al die jaren van bezetting een bijdrage te leveren aan de bevrijding van Nederland. Zo ook de veteranen Cor van Wageningen (1918-2013) en Frits Faro (1921-2012). Zij werden in het najaar van 1944 ingezet als bewakers van politieke delinquenten die in kasteel Hoensbroek waren geïnterneerd.

Foto's: NIOD en Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon/Liberty Park

Kasteel Hoensbroek
Kasteel Hoensbroek (Zuid-Limburg), is een van de grootste kastelen van Nederland en kent een lange en bijzondere geschiedenis. Van december 1942 tot 1946 vonden de zusters van de ‘Congregatie van het arme kind jezus’ met rijksvoogdijkinderen onderdak in het kasteel. De Congregatie was al sinds 1908 in de kustgemeente Velsen (Noord-Holland) actief. Ze bezat er enkele scholen en een internaat voor zo’n honderdzestig onder voogdij geplaatste kinderen. In oktober 1942 kreeg de Congregatie van de Duitsers te horen dat het internaat plaats moest maken voor de aanleg van verdedigingswerken in de duinen. Onder leiding van moeder-overste Francisca Cruce startte een zoektocht naar een nieuw onderkomen dat gevonden werd in kasteel Hoensbroek. Op 23 december 1942 verhuisde het internaat naar de andere kant van het land.

In september 1944 dreigde legering van hoge Duitse officieren. De burgemeester stelde een verklaring op waarin stond dat het kasteel geen inkwartiering mocht hebben omdat er zogenaamd kinderverlamming (polio) heerste. De Duitsers trokken zich daar niets van aan. Vrijwel elke dag verscheen er een auto met Duitse militairen die ruimte zochten. Op de boerderij van het kasteel verbleef enige dagen een groep jonge SS-mannen die in Frankrijk had gevochten en enige dagen verlof had gekregen. De zusters van de Congregatie vonden het maar niets dat ze naakt door de tuin liepen, in de gracht zwommen en handgranaten in het water gooiden om vissen te kunnen vangen.

Internering van politieke gevangenen
Rond de bevrijding van Hoensbroek op 18 september 1944 verbleven zo’n vijftig inwoners van Hoensbroek in de kelders van het kasteel om te schuilen. Zij gingen naar huis toen de bevrijding een feit was. Nog diezelfde dag werden de eerste door de Binnenlandse Strijdkrachten gearresteerde NSB’ers en andere van collaboratie beschuldigde Nederlanders in de stallen en kelders van het kasteel gevangen gezet. De arrestanten kwamen uit heel Zuid-Limburg. Zodra er weer een stukje van Zuid-Limburg werd bevrijd, verschenen nieuwe arrestanten. Arrestaties van vermeende collaborateurs verliepen niet altijd volgens het boekje. Plunderingen van woonhuizen en diefstal van persoonlijke bezittingen van NSB’ers en andere ‘verdachten’ waren geen zeldzaamheid. De gearresteerden werden soms op straat geestelijk en lichamelijk mishandeld. Daarnaast werden op grote schaal vrouwen kaal geschoren.

1 / 1

Cor van Wageningen, een Rotterdammer die tijdens de bezetting in de Zuid-Limburgse mijnen werkte, meldde zich op 18 september 1944 aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij had militaire ervaring: zo had hij in 1937-1938 zijn dienstplicht vervuld en vervolgens de mobilisatieperiode in Zuid-Limburg doorgebracht. Direct na zijn aanmelding moest hij zich melden op kasteel Hoensbroek. “We dachten dat we werden ingezet voor de bevrijding van de rest van Nederland, maar we moesten andere dingen doen. Zo moest ik gevangenen bewaken op het kasteel Hoensbroek. Daar zaten allemaal NSB’ers en daar had ik het heel erg benauwd. Ja, die gevangen werden best onmenselijk behandeld.” Van Wageningen vertelt verder over de onmenselijke situatie op kasteel Hoensbroek:

“Allereerst zaten ze in de stallen op een klein beetje stro en er was geen fatsoenlijke wasgelegenheid en dat dan met honderden mensen bij elkaar, zonder ventilatie. Als je daar binnenkwam de eerste keer, dan viel je al flauw van de stank. Ze kregen haast niet te eten en er zaten een heel stel onschuldigen tussen. Dat is achteraf wel uitgekomen!”

Van Wageningen had al snel door dat er onschuldige mensen tussen zaten. “In het begin zeiden ze natuurlijk allemaal dat ze onschuldig waren, maar ik heb er met een toen uitgebreid gepraat. Dat was een onderwijzer uit Geleen. Die was opgepakt door de Marechaussee en waarom? Nou… die man van de Marechaussee was verliefd op zijn meisje waar hij verkering mee had. En die heeft hem opgepakt en gezegd dat is een NSB’er. Ja, en toen kwam deze onderwijzer naar kasteel Hoensbroek. Hij is naderhand ook vrijgesproken. Heb hem naderhand ook nog gesproken. Het hele dorp stond erachter dat die jongen vrij kwam!”

1 / 1

In het kasteel verbleven op een gegeven moment ruim 450 NSB’ers en zo’n 50 Rijksduitsers ‘die bij de mijnen iets op de kerfstok hadden’. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige overlast voor de zusters en de kinderen van het tehuis. Anderzijds werden de gevangenen ingezet om de grachten van het kasteel schoon te maken en aardappels te rooien. Ook werkten ze in de nabij gelegen mijnen. Dagelijks liepen de gevangenen onder bewaking naar de staatsmijn Emma in Hoensbroek om daar te werken.

Net als Van Wageningen had de in Amsterdam geboren Frits Faro zich gemeld voor werk in de mijnen om zo Arbeitseinsatz in Duitsland te ontlopen. Faro was zowel in Amsterdam als in Zuid-Limburg actief in het verzet. Toen de Amerikanen in de buurt van Hoensbroek waren, was hij op de staatsmijn Emma een van de drie chefs van de constant bemande commandopost die bij luchtgevaar alarm moest slaan. Net als Van Wageningen was Faro vlak na de bevrijding betrokken bij de bewaking van politieke gevangenen in kasteel Hoensbroek:

“Ik ben met een groep NSB’ers bezig geweest aardappels te delgen in een veld. Ja, die aardappels waren moeilijk, dat hadden we niet zo veel meer in Limburg. De NSB’ers die in het kasteel in Hoensbroek zaten opgesloten werden hiervoor ingezet”.

Al snel naar de bevrijding gingen de mijnen weer open. Faro keerde terug naar de luchtbeschermingsdienst van Emma, maar volgens hem was er niet veel meer te doen “want de Duitsers hadden bijna geen luchtmacht meer over.” Later meldde Faro zich bij het Corps Tolken waar hij lange tijd dienst deed.

Van Wageningen zag tot zijn verbazing dat er ook bekenden tussen de gevangenen zaten. “Tot mijn eigen verwondering was een timmerman en een andere oud-collega waar ik nog in mijn jeugd voor had gewerkt ook aanwezig tussen de gevangenen. En van hem wist ik dat hij een NSB’er was. Die oud-collega had weleens gezegd dat hun baas ook van de partij was. Die timmerman vertelde mij dat hij in 1933 lid was geworden van de NSB, omdat het toen zo slecht ging met Nederland en toen dachten we allemaal dat dat een verbetering was. Maar hij had eigenlijk net zo’n pest aan die Duitsers als ik dat had.” Van Wageningen nam stiekem eten mee voor de twee bekenden. “Als ik 24 uur dienst had op het kasteel, lieten ze me daarna voor 24 uur naar huis. Dan kreeg ik van beiden timmermansvrouwen een stapel brood mee en gaf ik dat stiekem aan mijn oude bazen.” Na een tijdje werd Van Wageningen ingedeeld bij de Amerikanen voor de bewakingsdiensten. Hij moest onder meer een brandstofdepot aan de Maas bij Maastricht bewaken.

1 / 1

En de kinderen?
Na de bevrijding kregen de zusters en de kinderen van het tehuis regelmatig bezoek van Amerikaanse militairen. Ze zeiden dat ze het kasteel wilden bezichtigen, maar eigenlijk kwamen ze met de kinderen spelen. Ze waren stapelgek op de kinderen. De zusters organiseerden bonte avonden voor de Amerikanen. Ze leerden de kinderen dansjes en Engelse liedjes. Ook „My Old Kentucky Home” stond op het repertoire. Toen een Amerikaanse generaal uit Kentucky dat hoorde begon hij te huilen als een klein kind. Ook pinkten Amerikaanse soldaten een traantje weg, toen de kinderen in de kerstnacht ‘Stille Nacht, Heilige Nacht’ in het Engels zongen. De zusters breiden kinderslofjes en beschilderen klompjes met molentjes voor de Amerikanen. De Amerikaanse voorliefde voor de klompjes bracht de zusters op het idee om de kinderen als Volendammertjes aan te kleden en op te laten treden. De volgende dag kwamen de Amerikanen terug en vroegen of ze met de Volendammertjes op de foto mochten. De foto’s gingen de hele wereld rond. Uiteindelijk bleek permanente huisvesting in het kasteel te duur en verhuisden de kinderen naar andere locatie, onder andere naar Simpelveld. De laatste kinderen en zusters vertrokken op 2 juni 1946.

1 / 1

Ook interviews luisteren?
Dit kan op www.veteranenvertellen.nl.

Luister hier naar het interview met Cor van Wageningen
Luister hier naar het interview met Frits Faro