Kippenvelmoment - Hans

20 februari 2022
Deel dit bericht:
‘De wens van deze moeder brandde bij alle ouders op de lippen.’

Hans Smulders staat in ’94 te trappelen om zijn jongens voor te gaan als opvolgend pelotonscommandant (OPC) van het geniepeloton luchtmobiel bij Dutchbat 2 in Srebrenica, zijn eerste missie. Maar voor het zover is moet hij zijn gezicht nog laten zien op de informatiedag voor het thuisfront. Dat wordt een onverwachte eyeopener.

‘Ons peloton bestond uit zo’n dertig jonge mannen. Met mijn 32 jaar haalde ik de gemiddelde leeftijd op; de meesten waren begin twintig. We waren het tweede volledige bataljon van de Luchtmobiele Brigade dat deelnam aan een VN-missie en zo trots als een aap op onze rode baret; voor de VN-missie uiteraard een blauwe.’

Verplicht nummertje

Een week of zes voordat ze vertrekken wordt er op de Oranjekazerne in Schaarsbergen een dag georganiseerd voor het thuisfront. Om praktische informatie met de thuisblijvers te delen, maar vooral om hen gevoel te geven bij het gezelschap waarmee hun dierbare op pad wordt gestuurd.

Hans gaat er met tegenzin naartoe. ‘Het was een verplicht nummertje. Liever was ik aan het werk. Stuur ons nou maar weg, dan kunnen we tenminste beginnen, vond ik.’ De rest van zijn peloton denkt er volgens hem al net zo over. ‘Daar sta je dan, tussen je maten, samen gehard door jarenlange ervaring en ruim een half jaar intensieve voorbereiding op de missie. En dan komt je moeder ineens een kijkje nemen op de kazerne.’ Wie wel met volle teugen genieten zijn de ouders, herinnert Hans zich. ‘Die stonden glunderend in de rij voor het eten, als een echte militair.’

Air van autoriteit

Hans mengt zich tussen de aanwezigen met een air van autoriteit. ‘Mijn rol die middag was om ouders het gevoel te geven dat hun zoon bij ons in goede handen was. Ik moest zelfverzekerdheid uitstralen, dus dat deed ik.’ Regelmatig wordt hij door iemand uit zijn peloton aan de mouw getrokken om voorgesteld te worden: ‘Dit is Hans, mijn OPC.’ Wat volgde was een gesprek over koetjes en kalfjes. Hans: ‘De ouders hingen aan mijn lippen, terwijl zoonlief en ik heimelijke blikken van verstandhouding uitwisselden.’ Na het zoveelste gesprekje maakt Hans aanstalten om zich naar het volgende gezelschap te begeven. Maar dan werpt een moeder ‘m nog een laatste vraag toe: ‘Je let toch wel goed op mijn zoon?’

Voor het echie

Hans herinnert zich zijn antwoord niet. ‘Waarschijnlijk heb ik gegrijnsd en iets gezegd van: ‘‘Samen uit, samen thuis.’’ Hij weet nog wél dat haar vraag pas echt binnenkomt als hij na afloop van de bijeenkomst naar huis rijdt. ‘Opeens voelde ik een enorme druk op mijn schouders. Want ik snapte ook dat deze moeder niet alleen stond; dezelfde wens had bij alle aanwezige ouders op de lippen gebrand. Alleen hadden die ‘m waarschijnlijk ingeslikt om hun zoon niet in verlegenheid te brengen.’ Het geeft Hans een ongemakkelijk gevoel. Want hij kan geen garanties afgeven. ‘Op dat moment realiseerde ik me: dit is voor het echie.’