‘Wat anderen in een studentencorps zoeken, heb ik bij Defensie gevonden’

25 februari 2016
Deel dit bericht:
Op zijn achttiende ging Koen de militaire dienst in, geïnspireerd door familieverhalen. Intussen is hij commandant van een verkenningspeloton. Hij heeft missies in Afghanistan en Mali gedraaid. Of ze ‘eng’ waren? Om zo’n vraag moet hij lachen. Spannend soms, dat waren ze wel. Zijn neef, schrijver en journalist Daan Heerma van Voss, zocht hem vorig jaar in Mali op. Een speciale ervaring.

‘In mijn familie zijn er veel verhalen verteld over geschiedenis van de krijgsmacht. De broer van mijn grootvader speelde een belangrijke rol binnen verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij heeft onder andere het verzet in Overijssel gecoördineerd. Hij heeft in maart 1945 tijdens een inval van de SS op zijn hoofdkwartier de aftocht gedekt van andere verzetsleden, waarbij de namenlijst van deelnemers van het verzet weg werd gesmokkeld. Hij is die dag gesneuveld. Hij heeft veel levens gered, waarvoor hij een Militaire Willemsorde heeft gekregen. Dit heeft me als kind erg geïnspireerd.

Op mijn achttiende heb ik dan ook besloten om in dienst te gaan. Samen met twee maatjes ben ik terecht gekomen in de Luchtmobiele Brigade en samen hebben we de rode baret gehaald. In het leger heerst een sterke kameraadschap, dat vind ik mooi. Ik denk dat veel jongeren dat zoeken. Anderen vinden het in een studentencorps of een roeivereniging, ik bij Defensie.

Ik ben in Afghanistan en in Mali geweest. Er zat wel een groot verschil tussen de twee missies. In Afghanistan waren wij verantwoordelijk voor de veiligheid en het organiseren van projecten in het gebied. In Mali ondersteunden wij de VN. We gingen op verkenning, verzamelden informatie en schetsten daarmee een beeld van de bestaande situatie. Een ander groot verschil was mijn eigen positie. In Afghanistan was ik nog soldaat, in Mali was ik officier. Als soldaat werk je hard, maar op het moment dat je werk voor de dag af is, kan je ontspannen. Als officier was mijn taak overzicht te hebben van het bredere beeld. Dat levert meer verantwoordelijkheid op, daardoor ook meer druk.

Als iemand me vraagt of ik de missies eng vond, moet ik lachen. Het zijn zeker spannende momenten, maar ik zou het niet ‘eng’ noemen. Ik heb bijvoorbeeld raketaanvallen meegemaakt op ons kamp in Mali, dan voel je je wel hulpeloos omdat je geen controle hebt over waar de raket neer zal vallen. In Afghanistan ben ik wel eens terechtgekomen in een vuurgevecht. Het klinkt misschien raar, maar een vuurgevecht is prettiger dan raketaanvallen, omdat ik zelf controle heb over de situatie en actief mee kan doen. Er is ook nog altijd het gevaar van bermbommen, maar daar keek ik oplossingsgericht naar. Welke route is het minst gevaarlijk? Welke analyses kan ik uitvoeren om de beste route te berekenen? Wanneer zie ik iets gevaarlijks of verdachts? Zo probeer je er grip op te krijgen.

De meeste Nederlanders hebben weinig beeld bij dit soort verhalen. Mijn neef Daan is schrijver en journalist. Hij zocht ons vorig jaar op in Mali. Het was fijn om een belangrijk deel van mijn leven, mijn identiteit en mijn persoonlijkheid met hem te kunnen delen. En door zijn artikel in de Volkskrant [betaald te lezen] kon ik mijn ervaringen niet alleen met mijn neef Daan delen, maar met veel anderen. Ik vind het belangrijk dat Nederlanders wat meer inzicht krijgen in wat de krijgsmacht doet. Hopelijk creëert meer inzicht ook meer begrip.’