‘Het was mijn droom om voor Defensie te werken. Als kind wilde ik dit al. Thuis speelde ik veldslagen na of maakte ik maquettes van D-Day en de Slag om Arnhem. Ook keek ik veel oorlogsfilms en las ik er veel boeken over. Het voelde als mijn roeping. Ik wilde de Koningin en vaderland dienen. Iets bijdragen aan vrede en veiligheid. Ik was superblij toen ik op mijn 17e werd goedgekeurd.’
‘In 1995 ging ik voor het eerst op missie, naar Bosnië. Als mij morgen wordt gevraagd om terug te gaan, zit ik er overmorgen al. Het was mijn taak om het communicatiecentrum te organiseren. Vanuit mijn rol als onderofficier reed ik veel spoedritjes, waardoor ik veel het land ben ingegaan. Dat was prachtig om mee te maken.’
‘Ik ben een aantal keer aan de dood ontsnapt. Zo ontplofte er eens een handgranaat vlakbij ons en ben ik zelf bijna op een mijn gestapt. Ik heb zelfs een wapen tegen mijn voorhoofd gedrukt gekregen. Dat was bij een controlepost. Een lokale strijder wilde mijn zonnebril hebben en drukte een AK-74 tegen mijn hoofd. Ik ben uiteindelijk rustig en beleefd gebleven. Het is redelijk blufpoker wat die mensen doen. Uiteindelijk heb ik hem niet gegeven en ben ik gewoon doorgereden. Dat zijn wel ervaringen die je je hele leven mee draagt.’
‘Jaren later, in 2004, had het nog impact op mij. Toen kwam er een Nederlandse militair in Irak om het leven door een handgranaat. Dat triggerde mijn ervaring met een handgranaat. Ik schrok daar wel van en moest tot mezelf komen. Gelukkig kreeg ik daar de juiste zorg bij. Deze situatie dwong mij ook om na te denken over mezelf: “Wie ben ik?” Toen is de bal gaan rollen over mijn identiteit.’
‘Als sinds mijn vierde zat ik niet goed in mijn vel. Tijdens mijn derde uitzending in Bosnië barstte ik letterlijk en figuurlijk uit mijn lijf. De persoon die ik in de spiegel zag was niet de persoon die ik van binnen voelde. Dat was een hele heftige gewaarwording. Het was echt crisis in mijn hoofd. Wat moet ik daarmee? Moet ik een einde aan mijn leven maken? Het zorgde voor veel gevoelens van angst en onvermogen. De uitzending heb ik afgemaakt, maar ik besloot wel om een afspraak te maken met het Kennis- en zorgcentrum genderdysforie.’
‘Na veel gesprekken en testen heb ik besloten om een gendertransitie van man naar vrouw te ondergaan. Dat is een heel langzaam proces. Eerst krijg je hormonen. Dat is een soort combinatie van de puberteit en overgang. M’n spiermassa nam af, ik kreeg borsten en een zachtere huid. Ook moest ik werken en leven in de genderrol die ik kreeg. Uiteindelijk heb ik na twee jaar een geslachtsaanpassende operatie ondergaan.’
‘Dit proces werd niet door al mijn collega’s bij Defensie begrepen. Ik werd gepest en ben met de dood bedreigd. Daar heb ik angstgevoelens aan overgehouden. Maar nu, bijna zes jaar later, zie ik dat het hun onvermogen was. Zij begrepen iets niet, het lag niet aan mij dat ik gepest werd.’
‘Inmiddels gaat het heel goed met me. Mijn cirkel is rond. Ik ben de meeste fantastische en mooie vrouw die er is. Iedereen accepteert me, ik kan mezelf zijn, en ben vrolijker. Ik ben zo blij dat ik geen poppenkast meer hoef te spelen. Daardoor werk ik ook veel beter en ben ik dus veel nuttiger voor de eenheid.’
‘Ik ben nog steeds in de wolken met m’n werk voor Defensie. Ik heb heel veel steun binnen de organisatie gekregen. Natuurlijk moet de omgeving ook af en toe wennen. Dat is met alles wat afwijkt van de norm die we gewend zijn, ook bij Defensie. Ik werk, samen met anderen, keihard om dit te veranderen. Want iedereen mag zijn wie hij of zij is. Of je nou vrouw, allochtoon of wie dan ook bent. We moeten het immers samen doen.’