De olijke erepenning van de carnavalsvereniging was niet langer gewenst. Ook de herinneringspin voor de jaarlijkse bloesemwandeltocht kreeg de deksel op de neus. En zelfs het zwaar bevochten lintje behaald in het plaatselijke klootschiettoernooi werd gecanceld. Met de introductie van een fonkelnieuw uniform haalden de Nederlandse Spoorwegen in 2002 de teugels van hun kledingbeleid aan: het was de 13.000 medewerkers niet langer toegestaan om hun uniform te ‘verrijken’ met ornamenten uit eigen collectie.
Reny Blom was het daar hardgrondig mee eens. Al sinds haar overstap in 1992 van Koninklijke Marine naar NS waren speldjes en frutsels haar een doorn in het oog. Het dieptepunt vond ze opgespelde beertjes. ‘Iek. Echt iek.’ Als telg uit een marinegeslacht en voormalig marinevrouw is haar respect voor het uniform ingepeperd. ‘Dat moet smetteloos zijn tot aan het petkapje toe. Het is het visitekaartje van het bedrijf waar je werkt, geen uithangbord.’ Voor veel NS-collega’s waren de nieuwe regels daarentegen een bittere pil. ‘Mensen met een wezenlijk andere kijk op een uniform dan ik.’
Toch vond Reny het belangrijk dat er een uitzondering op de regel kwam, en wel voor het veteranenspeldje. ‘Die krijg je alleen bij koninklijk besluit. De overheid heeft dan vastgesteld dat je iets hebt gedaan waarvoor je eer en waardering verdient. Dat speldje laat zien dat je niet zomaar een Nederlander bent. Ik vond dat je die daarom wel moest mogen dragen.’ Samen met collega’s, waaronder veel oud-militairen, lobbyde Reny bij het management voor erkenning van het veteranenspeldje, en ook voor het dragen van een heldenspeld. Met succes: er werd besloten deze happy few te gedogen.
Telkens wanneer Reny daarna het kantoor verruilde voor een dagje op het spoor – als leidinggevende van machinisten en conducteurs liep ze regelmatig een dienst mee – prijkte het veteranenspeldje op haar onberispelijke uniform. Op een dag trof ze, op weg naar Roermond, twee oudere heren tegenover elkaar in een coupé. Met hun gratis treinkaartje van het Nederlands Veteraneninstituut reisden ze naar het Nationaal Indië-monument 1945-1962. Beiden droegen een veteranenspeldje en ze hadden het hare ook opgemerkt. ‘Bent u een echte veteraan?’ vroegen ze. Het leidde tot een allervriendelijkst gesprekje dat Reny niet meer vergat. ‘Gelet op hun leeftijd waren het waarschijnlijk Nieuw-Guineagangers. Dat zij en ik in een hele andere tijd in compleet andere oorlogen dienden, deed er niet toe: er was direct een connectie. Dat vond ik een bijzonder moment.’
Inmiddels tieren de speldjes en hangers weer net zo welig als vroeger, constateert Reny. Ze ziet het met lede ogen aan, maar ze is wel met de tijd meegegaan, vind ze. ‘Met de tattooplakkaten en oorlellen waar je doorheen kunt kijken heb ik inmiddels leren leven. Tenminste, zolang het uniform dan maar wél door een ringetje te halen is.’