‘Achteraf gezien hadden ze ons nooit mogen sturen’

17 december 2019
Deel dit bericht:
Dit jaar is het 75 jaar geleden dat de eerste vrouwen aan de slag gingen bij de krijgsmacht. Een van die vrouwen is de 95-jarige Indië-veteraan Mimi Verkaik-Wabeke. Als jong meisje maakte zij de bezetting en bevrijding van dichtbij mee. Daarna wilde ze helpen met de wederopbouw en besloot ze zich aan te melden voor het Vrouwen Hulp Korps. Dat was typisch Mimi: de handen uit de mouwen steken en op zoek naar avontuur. Toen ze hoorde dat er vrouwen met de speciale 7 December Divisie mee naar toenmalig Nederlands-Indië mochten, meldde ze zich direct aan. Kort daarna vertrok ze naar dat land waar ze uiteindelijk 2,5 jaar zou verblijven.

‘Ik was 16 jaar toen de Duitsers ons land binnenvielen. Ons hele dorp werd geëvacueerd, omdat we midden in het schootsveld lagen. Toen moesten we binnen een uur klaarstaan om naar de veerpont naar Terneuzen te pakken. Dat was wel even schrikken. Gelukkig is er niks ernstigs gebeurd. Verder merkten we niet heel veel van de bezetting. Het leven in ons dorp ging gewoon door. Maar voor mij begon toen het avontuur.’

‘Tijdens de bezetting werkte ik bij de distributiedienst. Soms deed ik klusjes voor het verzet. Zoals het doorgeven van voedselbonnen of het bezorgen van krantjes. Heel veel mensen droegen daaraan bij. We waren namelijk allemaal anti-Duits.’

 

‘Op een avond werd de schoorsteen van ons dak afgeschoten. We gingen allemaal direct de kelder in. Het volgende schot was precies achter de haard. Onze kachel kwam op z’n kop terecht bij de deur. M’n vader en ik hebben die toen snel buiten gezet voordat er brand zou uitbreken. Daarna vertrok hij om te helpen bij de Eerste Hulp waar de eerste gewonden al binnen kwamen. Die nacht hoorden we nog wel wat schoten, maar dat was niets bijzonders meer. De volgende ochtend zijn we op onze fiets gesprongen en de Canadezen tegemoet gereden. We waren bevrijd. Die blijdschap en opluchting kan ik mij nog zo goed herinneren. Toen ging alles weer terug naar het oude. De schoorsteen is er zelfs weer opgezet.’

‘Een ding wist ik zeker: ik wil gaan helpen. Ik ben altijd iemand geweest die de handen uit de mouwen steekt. Via een vriendin hoorde ik van het Vrouwen Hulp Korps. Samen met haar heb ik mij aangemeld bij het militaire gezag. Na een korte training van drie weken gingen we aan de slag. Eerst met het uitdelen van soep op straat, later werkte ik bij de schurftdienst in Rotterdam. Nadat het sociaal werk stopte werd ik typiste bij Defensie, maar daar had ik geen zin in. Ik kon helemaal niet typen. Ik was van plan om te stoppen, totdat ik hoorde dat de 7 december divisie naar Nederlands-Indië zou gaan. We zijn toen met een stel vrouwen naar de commandant gegaan. Ik heb hem verteld dat ik niet zou bijtekenen als ik niet mee kon gaan. Kort daarna hoorde ik dat we naar Nederlands-Indië zouden vertrekken.’

‘Dat was van begin tot eind een hele bijzondere ervaring. We gingen daar per vliegtuig naartoe. Dat was iets geweldigs. Het was 3,5 dag vliegen in een klein vliegtuig voor 28 personen. Voor de lunch en overnachting moesten we dan landen. Zo gingen we dan in Rome lunchen en in Caïro overnachten in een soort paleis. Voor een jong dorpsmeisje is dat zo’n rijke ervaring.’

‘In Nederlands-Indië waren we verantwoordelijk voor de administratie van de afdeling kwartiermeesterzaken. In Batavia werden we gehuisvest in een klooster en verzorgd door de nonnen en zaterdagsavonds mochten we soms uitgaan in sociëteit “de Harmonie”. Dan gingen we dansen op de muziek van de militaire band. We hadden het best goed, in tegenstelling tot de mannen op de buitenposten. Die hebben het ontzettend zwaar gehad. Zeker in de begintijd. Ze zijn zo hulpbehoevend naar dat land gestuurd. Onze troepen hadden een groot tekort aan materiaal. We hadden soms kolonels die ons kwamen vragen naar paperclips of lint voor de schrijfmachine. Dat was er allemaal nog niet. Achteraf gezien hadden ze ons nooit mogen sturen.’

‘De vriendschap met de vrouwen zal mij altijd bijblijven. We zaten daar met 20 meisjes voor een aantal jaar in een vreemd land. Dat maakt je heel hecht. Dat merk je dan bijvoorbeeld als we Sinterklaas vierden. Een van die meiden was nogal stroperig met de commandant, omdat ze sergeant-majoor wilden worden. Als surprise met Sinterklaas kreeg ze dan een blik stroop met een sergeant-majoor kroon erin. Dat vonden we dan heel geestig met elkaar.’

‘Na 2,5 jaar keerde ik terug naar Nederland. Kort daarop ben ik getrouwd met mijn man Piet Verkaik die ik had ontmoet in Nederlands-Indië. Hij werd overgeplaatst. Hij was namelijk heel erg ziek geweest. Ze wilden hem eigenlijk afkeuren, maar dat vond hij te denigrerend. Toen kwam ie bij ons op de afdeling werken. Van het een kwam het ander. Uiteindelijk zijn we 43 jaar samen geweest en hebben we vijf kinderen gekregen.’