No guts, no glory - Anja

8 mei 2022
Deel dit bericht:
‘De feedback van mijn gezin hielp het meest.’

‘Ik moet niks en ik mag heel veel. Sinds ik leef volgens deze principes, heb ik weer een rijk leven. Ik heb ze te danken aan het traject dat mijn gezin en ik doorliepen vanwege mijn PTSS. Sindsdien heb ik nog wel PTSS, maar ik bén het niet meer.

Tekst: Judith Wijdeven

Toen ik in 2006 in onze garage een dodelijk slachtoffer van jaren terug zag, wist ik: er zit iets niet goed. Herinneringen aan eerdere situaties had ik vaak genoeg in mijn werk bij de politie; bij de melding ‘een aanrijding met’ flitsten er bijvoorbeeld altijd wel een paar door mijn hoofd. Maar altijd functioneel, om me voor te bereiden op wat ik zou kunnen aantreffen. Dit beeld, in mijn eigen huis, was levensecht en voelde heel naar.

Genezen verklaard

Na deze herbeleving kostte het twaalf jaar om mezelf weer op de rails te krijgen. Om hulp vragen was het probleem niet. Op straat had ik gezien wat goede psychische hulp met een mens kan doen en bovendien ben ik niet vies van een beetje zelfonderzoek. Aan beschikbare hulp ontbrak het ook niet. Als ik erom vroeg, kreeg ik het.

Waar het wrikte was het vinden van de juiste hulp. Twee keer werd er een verkeerde diagnose gesteld. Toen er eenmaal PTSS was geconstateerd, onderging ik meerdere EMDR-trajecten. Drie keer werd ik genezen verklaard. Maar daar was ik het niet mee eens. Want de onrust, het korte lontje en mijn angsten verdwenen nooit. Doordat de vinger maar niet op de zere plek werd gelegd, bleken de alternatieve functies die ik aangeboden kreeg binnen de politie nog steeds te zwaar. Accepteren dat werken niet meer ging en dat ik niet meer bij de club hoorde, heeft me jaren gekost.

Samen in therapie

Gelukkig had ik het lef om me niet neer te leggen bij het magere resultaat van de behandelingen tot dan toe. Het keerpunt kwam toen ik in 2015, via de politie, terechtkwam bij Stichting de Basis, tegenwoordig het Nederlands Veteraneninstituut. Daar trof ik een geweldige maatschappelijk werker die eindelijk een grondige analyse maakte. Zo kwam ik terecht bij ARQ Centrum ’45 in Oegstgeest. Daar begon het echte werk. Zij lieten me inzien dat ik moest veranderen, en dat alleen ik daarvoor kon zorgen. Door keihard werken is dat me gelukt. Mede dankzij mijn vrouw en onze zoon. Die zaten altijd in mijn achterhoofd.

Door mij was het thuis was het niet altijd rustig en mentaal veilig voor ze. Daar moesten ze rekening mee houden. Dat heeft hun persoonlijke ontwikkeling in de weg gestaan en ook die van ons als gezin. Om weer een gezond gezin te worden, zijn we ook met z’n allen in therapie geweest. De sessies samen waren loodzwaar. Daarin vertelden mijn vrouw en zoon wat ik ze onbedoeld had aangedaan. Hartverscheurend was dat, maar die feedback heeft me het meest van alles geholpen. Want alleen zij wisten hoe het echt ging.

Ik ben niet meer in therapie. Wel roei ik nog wekelijks met een groep politiemensen met PTSS en daar geniet ik intens van. Ik herken steeds beter wat ik kan en wil. En als ik voel dat het genoeg is geweest durf ik ook te zeggen: ‘Dit was het voor vandaag.’ Als gezin zijn we dicht tot elkaar gekomen. We genieten van kleine dingen en we weten elkaar te vinden als we iets nodig hebben. Ik ben zo trots op wat we met elkaar hebben bereikt.’