‘Zevenentwintig jaar lang heb ik vooral negatieve gedachtes gehad over mijn UNTAC-uitzending naar Cambodja in ’93. Sinds ik recentelijk ben behandeld voor PTSS, is dat beeld gedraaid. Waar ik me eerst focuste op de nare kanten van mijn uitzending, denk ik nu vooral terug op de 95% van de uitzending die wel positief was.
Direct na mijn terugkeer, ik was 23, begonnen de angsten. Ik vond gras en losse stoeptegels niet fijn en kon niet tegen harde knallen, hitte en stinkende containers. Als ik op een warme dag mijn ogen dichtdeed, was ik weer terug in Cambo. ‘Je kijkt anders uit je ogen’, vertelden vrienden me. ‘Je bent norser en je humor is hard en onvriendelijk.’
De angsten sleten geleidelijk, maar de oude Edwin kwam niet terug. Ik ging alleen nog naar feestjes omdat het moest en was vaak als eerste weer weg. Of ik ging helemaal niet, zonder af te bellen. Gesprekken met vrienden werden nooit persoonlijk. Het geld dat ik overhield aan mijn uitzending joeg ik er in korte tijd doorheen met uitgaan. En tot ik mijn vrouw in 2001 leerde kennen had ik moeite om me te binden.
Het werd erger rond 2010, toen ik op Facebook ging. Ik zocht er contact met oude dienstmaten, want ik miste de militaire wereld. Dat lukte, maar het had ook een keerzijde: er werd veel geklaagd over PTSS en daar herkende ik pijnlijk veel in. In die periode hoorde ik het gerucht dat locals waar ik op missie mee had samengewerkt, omgebracht waren. Daar was ik stuk van. Ik ging op zoek naar officiële bevestiging, maar ving overal bot. Nadat mijn ouders kort na elkaar overleden, liep de emmer nog verder over.
Ik schreef een brief voor het Veteranenloket. Daarin vertelde ik over mijn schuldgevoel richting de locals, mijn korte lontje, de huilbuien en de uiteindelijke suïcidale gedachten. Maar ik kreeg het niet voor elkaar om op send te drukken. Misschien ligt het niet aan de oorlog maar aan mij en ben ik niet te helpen, maakte ik mezelf wijs. Ik wiste de brief van de harde schijf, bang dat mijn vrouw zou ontdekken hoe het echt met me ging.
Het keerpunt kwam in 2018. Tijdens een bezoek aan Disneyland Parijs drong een man voor in de rij. Ik verloor mijn zelfbeheersing en pinde hem tegen de muur. ‘Papa, niet doen’, smeekte mijn achtjarige zoon. Dit raakte me zo dat ik na thuiskomst toch een mail gestuurd heb naar het Veteranenloket. Dat leidde naar een behandeling voor PTSS. En die deed wonderen.
Al na afloop van de eerste therapiesessie kon ik de voor mij zo traumatiserende ervaring van een afstand bekijken, zonder er weer middenin te zitten. In de twee weken die de intensieve trauma therapie duurde, gooide ik veel van de opgekropte stress eruit. Zonder gêne, want ik voelde me veilig in de groep. Nog steeds heb ik met hen een fijn contact. En de sociotherapeut en mijn maatschappelijk werker van het Nederlands Veteraneninstituut zijn nooit ver weg. Toen ik pas geleden een neerwaartse spiraal zag aankomen, heb ik hun hulp ingeroepen. Met een gesprek hebben die twee me weer op het goede spoor gezet.
Inmiddels heb ik vrienden en collega’s verteld over mijn behandeling. Die kenden alleen mijn stoere verhalen over de uitzending. Het heeft onze band verdiept. Ik kan tegenwoordig veel beter luisteren naar anderen en veel meer hebben van mijn puberende zoon (die het heel goed doet). Doordat ik geen angst meer heb voor nieuwe situaties, heb ik een lang gehoopte carrièrestap durven maken. De therapie heeft me zoveel rust en zelfkennis gebracht.
Er zijn flinke wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg, maar wij veteranen krijgen voorrang op psychische behandeling. De behandeling wordt ook nog ‘ns speciaal op onze situatie afgestemd. Tegen wie twijfelt om hulp te vragen zeg ik: neem contact op met het Veteranenloket. Als het voor mij heeft gewerkt, kan het jou ook enorm veel brengen. Ook als de uitzending jaren terug was.’