‘In februari mogen mijn vrouw en ik weer naar het hotel van het Nederlands Veteraneninstuut: de enige plek buitenshuis waar we compleet onszelf kunnen zijn, op goede en minder goede momenten. Het is niet te beschrijven hoe fijn dat is. Had je me een paar jaar geleden verteld dat ik met volle teugen zou genieten van een therapeutisch weekend? Dan had ik je voor gek verklaard.
Ja, ik had moeite met dingen die ik op mijn werk meemaakte. Steeds vaker en steeds erger. Dat had ik wel door. Maar kom op, wie sterk is zoals ik, kan dat zelf wel oplossen, dacht ik. Ik deed dat door te sporten als een idioot. Dan was de onrust die in mij woedde even weg. Ik wilde niet bij mijn gevoel komen. Officieel was ik zes dagen per week in de CrossFit box te vinden, maar als mijn vrouw van huis was ging ik stiekem twee keer per dag. Het was vermijding, geen oplossing.
Ik was jarenlang licht ontvlambaar. Op vakantie in Turkije bereikte dat een dieptepunt: ik ben er compleet geflipt. Bij thuiskomst hield mijn vrouw haar jas aan. Ze zei: ‘Als jij nú niet de telefoon pakt en hulp inschakelt, pak ik mijn koffer niet uit. Dan vertrek ik, en ik kom niet meer terug.’
Prima, dacht ik toen ze me voor het blok zette. Als je dan blijft, ga ik wel met zo’n geitenwollensokkenbreier praten. Kort daarna werd er PTSS vastgesteld. Belachelijk vond ik dat. Ik ging het pas accepteren toen een uitstekende maatschappelijk werker van het Nederlands Veteraneninstituut me, elk gesprek weer, onverbiddelijk met de neus op de feiten drukte: ‘Die reactie die je beschrijft? Dat is niets anders dan jouw PTSS.’
Familie en vrienden die wisten van de diagnose begonnen er niet over. Ik was immers al zo opvliegend. Dat veranderde toen mijn vrouw hen informatiemateriaal over PTSS gaf. Dat was goed, maar ik schoot door: ik vertrouwde iedereen klakkeloos elk traumatisch incident toe.
Daarmee probeerde ik, onbewust, aan de buitenwereld te bewijzen dat mijn PTSS geen aanstellerij was. Dankzij een lotgenoot ben ik daarmee gestopt. ‘Nergens voor nodig’, zei die. ‘Deze diagnose krijg je niet zomaar. Je hoeft niemand te overtuigen.’ Inmiddels weet iedereen die het moet weten van mijn ziekte. Wanneer een passant informeert wat ik heb – een buddyhond roept vragen op als je wel gewoon kunt zien – houd ik het kort: ‘PTSS’. Wie wil weten wat dat is, verwijs ik naar Google.
Het gaat nu veel beter met me: de dalen zijn minder diep en minder heftig. Ook voor mijn vrouw, voor wie mijn maatschappelijk werker er ook was. Vooral de komst van mijn hond, ook in gang gezet door hem, heeft voor een ommekeer gezorgd. Ik heb ontdekt dat er veel hulp beschikbaar is voor PTSS’ers. Die moet je alleen wel weten te vinden. Het Nederlands Veteraneninstituut was voor mij een goede wegwijzer.’
Heb je vragen of zoek je informatie? Politie: voor hulpvragen en hulpverlening kun je contact opnemen met het 24/7 Loket politie via 0800 – 1218 of info@247loket.nl. Veteranen: neem contact op met het Veteranenloket via 088 334 00 00 of info@veteranenloket.nl.