‘Ik dacht: oké als dit het begin is, wat gaat er dan allemaal gebeuren?’

14 augustus 2020
Deel dit bericht:
Pascal werkt 26 jaar voor Defensie en heeft in verschillende functies zijn drie missies naar Kosovo, Bosnië en Afghanistan gedraaid. Op uitzending gaan ziet hij als kerntaak van zijn werk als militair.

“Ik zie op missie gaan wel als belangrijk onderdeel van mijn werk. In mijn ogen heeft mijn werk maar één doel en dat is ervoor zorgen dat ik, of mensen onder mij, gereed zijn om op missie of oefening te gaan. Op kantoor zitten en regelmaat hebben is fijn, maar ik heb voor Defensie gekozen en dan horen uitzending en toewijding daar net zo goed bij.”

“Ik heb heel wat onderdelen van Defensie gezien, inmiddels zit ik er al 26 jaar. Ik ben begonnen in 1994 als dienstplichtige. Toen ik daarna weer in de burgermaatschappij kwam, merkte ik dat de burgermaatschappij niets voor mij is en ben ik snel weer teruggegaan. Structuur, duidelijkheid en kameraadschap, dat is wat ik nodig heb. In december 1999 ging ik voor het eerst op uitzending naar Kosovo. Ik was toen onderdeel van de 41ste AFDVA uit SEEDORF. Mijn tweede uitzending volgde vrij snel daarna, dat was december 2001 naar Bosnië. In de tussentijd was ik waarnemer bij 42 BLJ geworden. Eigenlijk waren de missies allebei vrij ontspannen voor mij. Er was weinig dreiging en het belangrijkste was dat de stabiliteit in de samenleving terugkeerde en de economie weer ging draaien.”

“Dat was anders bij mijn missie naar Afghanistan in 2007, waar ik als groepscommandant van de pantsercompagnie naartoe ging. Elke dag gingen we de deur uit om bermbommen te zoeken. Je gaat dan bewust opzoek naar iets wat je eigenlijk niet wilt vinden en waarvan je hoopt dat het er niet ligt. Maar het ligt er wel. Op onze derde dag, reed het eerste voertuig op een bermbom en vloog de lucht in. Er waren geen gewonden gelukkig, maar wel een heleboel verwarde mensen. Ik dacht: “oké als dit het begin is, wat gaat er dan allemaal gebeuren?” Op de terugweg werd er nog één gevonden. Toen voelde ik wel de druk dat ik mijn best moest gaan doen om te voorkomen dat dit mijn eigen club zou gebeuren. Het is dan van levensbelang om goed naar elkaar te luisteren en vertrouwen te hebben, anders kan het zo misgaan. Elke ochtend dat we de poort uitgingen was er 110% adrenaline aanwezig. Je kijkt constant om je heen en staat de hele dag aan om maar die ene prikkel op te vangen dat er iets kan gaan gebeuren. Dat kost veel energie.”

“In Afghanistan heb ik het verlies van Martijn Rosier meegemaakt. Hij werd dodelijk getroffen door een bermbom. Toen de commandant dit vertelde had ik overal kippenvel. Het kwam hard binnen, vooral ook omdat Martijn hetzelfde werk deed als mijn groep en ik. De dagen erna zijn er maar een paar patrouilles op pad gegaan. Als compagnie hebben we afscheid genomen van Martijn, maar met patrouilleren konden we natuurlijk niet stoppen. Weer naar buiten gaan was een hoge drempel en de spanning was goed te voelen. Wel heb ik altijd het gevoel gehad dat de mensen die op patrouille gingen vertrouwen in elkaar hadden. De samenwerking tussen verschillende onderdelen was hierbij onmisbaar. We kunnen op elkaar mopperen, maar als we eenmaal voor een taak staan steken we de koppen bij elkaar en gaan we ervoor.”

“Toen ik terugkwam duurde het wel even voordat ik teruggekeerd was naar het normale leven en niet meer 110% aan stond. Mijn vrouw zei op vakantie in de zomer van 2008 tegen mij: hèhè, je bent eindelijk weer thuis.’ Dat was acht maanden later. Een tijdje daarna werd ik gevraagd voor een nieuwe functie, waarvoor ik binnen een jaar weer in Afghanistan zou moeten zijn. Daar heb ik nee tegen gezegd en gekozen om thuis te blijven en een opleiding te gaan doen. Mijn missie heeft mij zoveel gedaan dat ik dat even niet hoefde.”

“Nu zit ik bij de 43ste Gemechaniseerde Brigade, waar onderdelen van mijn vorige functies bij elkaar komen. Doordat ik nog steeds dienend ben voel ik me nog helemaal geen veteraan. De gebeurtenissen die ik meegemaakt heb en de emoties die daar bij horen vertel ik voornamelijk aan de mensen die ik vertrouw; mijn vrouw en collega’s. Ook met mensen daarbuiten heb ik het er wel eens over. Dan krijg ik vaak de reactie dat ze helemaal niet wisten dat ik zulke dingen meegemaakt heb. Die verbazing komt denk ik doordat Defensie vaak ver van mensen af staat, ze kunnen zich er geen voorstelling bij maken. In Nederland kennen we geen echte dreiging. We kennen vrede, geen oorlog en geen angst. Het is daarom belangrijk om te vertellen wat we op missie doen en waarom, zodat er hier meer begrip voor is. Zodat het beeld niet is dat we die mensen in pak met een wapen zijn, maar dat we er zijn om mensen te helpen.”