Dit jaar is René één van de campagnebeelden van de Nederlandse Veteranendag.
“School was niks voor mij. Mijn vader opperde dat ik dan maar moest gaan werken in een slachterij, daar had ik geen zin in. Ik ben gaan solliciteren bij de Koninklijke Marine waar ze me vertelde over het Korps Mariniers. Ik had toen nog geen idee wat dat was. Ik haalde de keuring en startte niet lang daarna met de basisopleiding militaire vorming in Rotterdam. Als zeventienjarige had ik mijn baret verdiend.
Tijdens mijn missie naar Cambodja deed ik bevoorradingswerk. Er liep daar een man rond van 75 die elke dag aan het sjouwen was. Ik vond dat werk veel te zwaar voor hem en heb kunnen organiseren dat hij mijn rechterhand werd. Zijn naam was Toun Lat. Ik noemde hem Opa. Hij plakte aan mijn zijde en we werkten veel samen. Ik herinner me een dag dat er iets niet goed was. Met de hulp van een tolk kwam ik erachter dat zijn vrouw ernstig ziek was, maar dat hij kost wat kost wilde blijven werken. Hij had het geld nodig om zijn familie te onderhouden. In overleg met mijn chef zorgde ik ervoor dat hij naar huis kon en doorbetaald kreeg. Zijn vrouw overleed drie dagen later. Ik heb hem naar huis gestuurd, zodat hij die periode in rust met zijn familie kon doorbrengen, zoals het hoort.
Het moment dat wij teruggingen naar Nederland, stonden de Cambodjaanse regeringssoldaten klaar om het kamp over te nemen. Het was chaotisch en ze schoten in de lucht. Wij moesten afscheid nemen van de lokale bevolking en Opa hield me stevig vast. Ze hebben hem van me af moeten halen. Ons afscheid staat in mijn geheugen gegrift, ik ga het nooit vergeten.
Ik werk nu in uitvaart, dit geeft mij enorm veel voldoening. In alle landen waar ik op missie ben geweest is een mensenleven niks waard. Het was bekend in Cambodja dat kinderen en vrouwen soms voor VN-voertuigen werden geduwd, of zelf sprongen, om medische hulp te krijgen. Samen met collega’s werd ik oproepen door een aanrijding met een vrouw. Ze lag al een tijdje op de grond in de brandende zon en toen we daar aankwamen was ze al overleden. Om te voorkomen dat mensen haar sieraden zouden meenemen, moesten we haar bewaken. Door de lokale politie werd ze zonder enig respect op een pick-up gegooid. Ook haar kapotte fiets moest mee, en werd boven op haar gelegd. Zo omgaan met de doden, dat kennen we hier niet. Ik vind het een beetje respectloos. Daarom wilde ik graag in de uitvaart gaan werken toen ik Defensie verliet. Nu kan ik bijdragen aan een waardig en mooi afscheid voor de familie. Die mogelijkheden hebben we hier gelukkig wel.
Bijna al mijn missies duurden zes maanden. Dat is een lange periode om weg te zijn van huis. Daarnaast waren we ook vaak naar het buitenland op oefening om de missies voor te bereiden. Mijn vrouw heeft de kinderen grotendeels zelf opgevoed. Die verantwoordelijkheid kwam op haar schouders terecht.
Mensen hebben vaak een verkeerd beeld van het Korps Mariniers. Die denken dat het alleen maar grote, sterke en brede mensen zijn. Dat is onzin. Grote spierbundels zeggen helemaal niks. Het zit tussen je oren. De kracht van het Korps Mariniers is kameraadschap, samenhorigheid en eenheid. Het is je familie en je moet altijd op ze kunnen bouwen. Je kent elkaar door en door en gaat voor je kameraden door het vuur. Het is geen grote groep, daarom kent iedereen elkaar. Dat merk je ook op Veteranendag. Ik voelde me overigens de eerste jaren na mijn ontslag niet echt veteraan. Dat kost tijd. Nu ga ik elk jaar met heel veel plezier met mijn hele gezin naar het Malieveld. Op dit soort dagen kan je je verhaal weer kwijt en praten met collega’s over wat je samen hebt meegemaakt.”