M’n twee zomergevechttenues. Die heb ik ooit aangeschaft omdat het wintertenue van de baas me te warm was. Inmiddels beginnen er gaten in te vallen, maar ik wacht het nieuwe gevechtstenue af. Dat duurt al een jaar, maar zelf een nieuwe kopen doe ik niet meer; volgend jaar moet ik uit dienst.
Toen mijn moeder mijn Dagelijkse Tenue (DT) voor het eerst zag – dat was in 2006 – wees ze naar mijn schoenen en lachte: ‘Ga je naar de kerk?’ Zo ouderwets oogden die destijds al. Toen onlangs mijn DT sinds lange tijd uit de kast kwam voor een sollicitatie, vroeg ze: ‘Trek je dan die kerkschoenen ook weer aan?’ Ja dus.
Mijn GVT noem ik liefkozend ‘mijn apenpakkie’.
De sokken krimpen al na één keer wassen. En ze zakken af. In theorie zou ik best andere kunnen dragen, niemand die het ziet, maar dat doe ik niet.
Wanneer ik even naar de supermarkt ga in gevechtstenue, word ik altijd nagestaard. Daar snap ik niks van. Doe normaal, ik ben gewoon aan het werk. Naar een politieman kijk je toch ook niet? Ik hoor die mensen dan denken: ‘Kijk, daar heb je er weer zo een die ons belastinggeld verspilt.’ Maar dat maak ik er zelf van, misschien is dat helemaal niet zo.
Op de dagen dat ik niet werk, merk ik pas hoe handig mijn uniform is. Want ik vind het vreselijk moeilijk om een outfit te kiezen. Regelmatig raadpleeg ik andere mensen. ‘Moet ik een jas aan?’, vraag ik dan. Of ik app foto’s: ‘Welk T-shirt past het best op deze broek?’
‘Hé meisje, ben jij een echte soldaat?’ vroeg een klein jongetje me eens op straat. Daar moest ik wel om lachen.
Ik was zestien toen ik van school kwam. Ik wilde in dienst, maar daarvoor was ik nog een jaar te jong. Ter overbrugging deed ik de opleiding Vrede en Veiligheid. Daarvoor liep ik zes weken in pak stage bij de Landmacht en de Marine. Ik voelde me zo stoer! Dat pak stelde helemaal niks voor, weet ik nu. Want het had geen strepen of emblemen, alleen lege klittenbandjes.
Ik had ooit een relatie met een militair. Thuis deed hij eens stiekem zijn naamplaatje op mijn jasje en ik trok het aan zonder daar erg in te hebben. Tot een collega me aan het einde van de werkdag vroeg: ‘Sinds wanneer ben jij getrouwd?’
Ik heb mijn GVT eens met pen in de zak in de wasmachine gegooid. Twee dingen hielpen me uit de brand: mijn moeder en Vanish.
Lijkt het je leuk om mee te doen aan deze rubriek? Stuur dan een e-mail naar communicatie@nlveteraneninstituut.nl.