Vanwege de hygiëne werden we verondersteld te sleutelen in wat we het ‘vetpak’ noemden: een speciale monteursoverall. Maar dat was superwarm en bood weinig bewegingsvrijheid. Helemaal niet handig met ons fysiek zware werk, waarbij je in de meeste achterlijke houdingen ligt om ergens bij te kunnen. Daarom waren we eigenwijs en droegen we meestal het gewone groene pak. Daar heb ik veel voor op mijn lazer gekregen.
Vanaf het moment dat ik als twaalfjarige de open dagen van de Luchtmacht bezocht, wilde ik piloot worden. Dat het niet gelukt is om vlieger te worden, heeft nooit gevoeld als falen. Want ik heb er knetterhard voor gewerkt om monteur te worden van de mooiste helikopter die er bestaat. Dus toen ik eindelijk mijn jas kreeg met mijn naamplaatje erop met het Chinookje erboven, was dat echt wel een ding.
Ik werk tegenwoordig onder meer als foto- en videograaf. Ik heb maar een paar setjes kleren, allemaal comfortabel. Mijn onesies zijn mijn favoriet. Toch nog een pak dus, alleen wat eleganter.
Mijn Algemene Militaire Opleiding was nog maar net begonnen, toen ik een scheenbeenblessure opliep. Tot mijn grote verdriet moest ik de opleiding verlaten om te revalideren. Afsluitend moest ik nog even wat spulletjes inleveren bij de adjudant van de opleiding. Hij ontplofte toen hij mij zag. Waar ik het lef vandaan haalde om me in burger te vertonen? Ook die laatste dag was ik nog gewoon aan het werk! Verschrikkelijk was dat, ik vreesde zelfs voor ontslag. Inmiddels weet ik: de man deed gewoon z’n werk. Hij zat in zijn rol van opleider en leerde me een les over de militaire rangen en standen.
Tijdens mijn herstel revalideerde en werkte ik bij het Centrum voor Mens en Luchtvaart in Soesterberg, waar keuringen plaatsvinden. ‘Is jouw groene pak echt?’, werd mij eens bloedserieus gevraagd door een kandidaat-vlieger die zich meldde voor zijn keuring. ‘Nee, ik heb carnaval gevierd en ben vergeten mijn pak uit te trekken’, antwoordde ik. Mijn collega’s en ik hebben er hard om gelachen. Schrap die maar meteen weg, dacht ik. Ongeschikt!
Zag ik bij sleutelende collega’s het befaamde bouwvakkersdecolleté? Dan stak ik er een pen of schroevendraaier in, als teken dat ze hun broek even fatsoenlijk moesten ophijsen. Wanneer ik er zelf zo bij stond, deden ze het net zo hard terug. Tegenwoordig kan dat vast niet meer.
Na mijn scheiding kreeg ik de zorg van mijn oudste zoon niet rond. Ik moest kiezen: mijn kind of mijn carrière. Natuurlijk koos ik voor mijn kind. Daar heb ik het een poos moeilijk mee gehad. Ik had het gevoel dat ik niets meer voorstelde nu ik geen militair meer was. Nog steeds mis ik mijn uniform elke dag. Het maakte deel uit van mijn identiteit. Mijn jas en overalls heb ik moeten inleveren. Ik heb nog wel wat groene pakken achtergehouden. Alleen voor de heb, niet om aan te trekken. Dan zou het wél voelen als carnaval.