Mijn Dagelijkse Tenue (DT), omdat het de juiste uitstraling geeft naar de burgers toe. Het laat zien dat we niet alleen maar vechten, maar ook gewoon (kantoor)werk doen. Het gevechtspak komt toch wat agressief over.
De pet. Die zat te strak of hij zat zo los dat ‘ie plat op je harses zat.
T-shirts vouw je op mesbreedte en sokken op theelepeltjesbreedte, heb ik geleerd. In mijn klerenkast ligt er nog steeds zo strak bij. In mijn cabine ook – ik ben tegenwoordig vrachtwagenchauffeur – tot de onderbroeken aan toe.
Als ik mijn DT aan had voor een ceremonie en ik stond voor de spiegel, dan controleerde ik altijd uitgebreid of alles tiptop in orde was. Een beetje voor mezelf, maar vooral voor mijn brigade en mijn eenheid. Loop jij erbij als een lanterfanter, dan scoort de hele eenheid geen punten.
Ik kreeg regelmatig complimenten van burgers als ik mijn DT droeg, maar dat deed me weinig. Ze zien alleen een mooi pak. Wat het echt betekent om het uniform te dragen, snappen ze niet.
Met het DT werden geen geintjes uitgehaald. Daar was iedereen zuinig op, want dat moest je zelf betalen. Het gevechtspak was een heel ander verhaal. We naaiden wel eens jongens achterstevoren vast in hun jasje. Of we knoopten de pijpen dicht en vulden de broek met rommel waar ik niet over zal uitweiden.
In 2012 ben ik naar Canada geëmigreerd. Al mijn legerspullen heb ik meegenomen. Het DT hangt hier netjes in een opbergzak en in een vitrinekast liggen mijn medailles en mijn baret. Mijn tankoverall draag ik tijdens mijn werk.
Hier in Canada heb ik ook een veteranenstatus. Met toestemming van de ‘Commandant Clas’ zou ik mijn uniform hier mogen dragen tijdens Veteranendag en ceremonies. Toch heb ik dat nog nooit gedaan. Veteranendag valt hier op 11 november. Waar ik woon, een half uurtje van Calgary, is het dan algauw -25 °C. Dat is me iets te koud in mijn DT’tje.