‘Mijn eerste herinnering aan een veteraan is een jonge Britse soldaat met een grote tas van het Rode Kruis op zijn buik. Het was oktober 1945 en we waren onderweg naar een beveiligde wijk in Medan, Nederlands-Indië. Mijn moeder was door een val gewond geraakt aan haar heupbeen en de jonge soldaat was geroepen om te helpen. Hij vroeg naar mijn moeders wond, zij trok haar rok omhoog om de wond op haar heup te laten zien, waarop de jonge soldaat een sprong in de lucht maakte en het op het rennen zette. Hij had nog nooit een blote heup van een jonge vrouw gezien. Mijn moeder bezat geen ondergoed meer. Dat is mijn eerste herinnering van een veteraan. Ik heb nog steeds contact met zijn familie.’
‘Ik ben geboren in ‘39 op Java. Ik was 7 maanden oud toen mijn vader werd overgeplaatst naar Sumatra. Mijn vader was KNIL-luitenant in Atjeh, bij de Marechaussee. Daar heeft hij in verschillende kampementen gezeten. In maart ‘42 heeft hij een belangrijke weg dagenlang moeten verdedigen tot het onhoudbaar was. Ze zijn gevangen genomen door de Japanners. Mijn vader kreeg de ere-dood, met een zwaard is hij onthoofd. Hij was 26 jaar oud. In januari ‘42 werden wij geëvacueerd naar de binnenlanden van Sumatra. Ik heb de oorlog in Nederlands-Indië heel bewust meegemaakt. Toen we in het kamp zaten zochten de vrouwen in de riolen naar ingeslikte sieraden. Daardoor leerde ik dat uit ellende iets moois kan voortkomen.’
‘Na het overlijden van mijn vader was mijn moeder lichamelijk en geestelijk gebroken. Ze hertrouwde opnieuw een oorlogsveteraan. Het werd een dramatisch huwelijk. Je hoort het wel vaker van veteranen of getraumatiseerde mensen: ze gaan het gezin terroriseren. Toch begrijp ik waarom hij zich zo heeft gedragen. Uit deze ervaring heb ik ontdekt dat ondanks alles wat er in je leven gebeurt, je zelf invloed hebt op hoe je een wending geeft aan je ervaring.’
‘Ik heb altijd grote bewondering gehad voor militairen en veteranen. Van jongs af aan had ik natuurlijk al een band met het militaire leven, al weet ik geen rangen en standen. De mens telt voor mij.’
Thea wordt ook wel een “veteraan aan de andere kant van de lijn” genoemd. Als dochter van een KNIL/KMar veteraan, kent ze de oorlogstrauma’s als geen ander. Ze draagt veteranen een warm hart toe en is vaak het middelpunt van gesprekken en aandacht bij veteranen bijeenkomsten bij onder andere Stichting Veteranen Ontmoetingsplaats Haarlemmermeer, waar zij lid is. Veteranen, ceremonies, vlag-protocollen en herdenkingsbijeenkomsten staan bij Thea hoog in het vaandel.
Daarnaast is Thea al ruim 18 jaar gastdocent en 12 jaar bestuurslid van Stichting Gastdocenten W.O. II waar zij haar verhaal vertelt aan jongeren en andere belangstellenden over de oorlog in Zuidoost-Azië. ‘Als gastdocent vertellen wij het verhaal van wat wij hebben meegemaakt, als kinderen in de oorlog. Op die manier proberen we aan te geven dat racisme en discriminatie van alle tijden is. Heb respect voor elkaar. Door je verhaal en trauma te delen hoop ik anderen te overtuigen om ook hun verhaal te delen. Ik zie het als mijn missie om oorlogsslachtoffers hun verhalen te laten vertellen, ook ambulance- en politieagenten moeten blijven praten. Als ik mijn verhaal vertel, beginnen zij ook. En dan kan je het achter je laten.’
Thea is genomineerd voor de Witte Anjer Prijs 2020. Over deze nominatie zegt ze: ‘Ik vind het een hele eer om genomineerd te zijn. Ik begrijp hieruit dat ik voor veel mensen iets beteken. Dat vind ik het belangrijkste van het geheel. Of ik het uiteindelijk krijg of niet. Het feit dat mensen zoveel tijd aan mij als persoon hebben besteed dat vind ik heel bijzonder. Ik ben vereerd en er erg door geraakt.’