Stoottroeper van het eerste uur

18 november 2020
Deel dit bericht:
De inmiddels 94-jarige Theo Roeffen heeft in zijn leven ontzettend veel meegemaakt. Van verzetsheld tot Indië veteraan en nu genomineerd voor de Witte Anjer prijs voor zijn inzet in de veteranengemeenschap. Het begon allemaal als 14-jarige jongen, toen de Duitsers Nederland binnenvielen.

‘De Duitse inval op Nederland maakte diepe indruk op mij. Mensen werden opgepakt en naar concentratiekampen overgebracht. Je kon elkaar niet meer vertrouwen. Als het donker werd moest alles verduisterd worden, men was bang voor luchtaanvallen. 1942 was het jaar dat ik mij moest melden, ik was 16 jaar, als dienstplichtige bij De Arbeidsdienst. Voor deze dienstplicht heb ik op, een geheimzinnige manier, vrijstelling kunnen krijgen.’

‘Tijdens operatie Market Garden heb ik voor het eerst iets in het verzet mogen doen. Ik werd gevraagd om te helpen een springlading op een veerpont onklaar te maken, ik had als taak om de veerman af te leiden. Deze operatie is mislukt, de veerman heeft ons aan de Duitse schildwacht die langs de oever liep verraden. We werden direct gevangen genomen en naar het Duitse hoofdkwartier, in Mook, overgebracht. We werden gefouilleerd, en ondervraagd. Het zag er niet best voor ons uit. We hebben toen het grootste geluk van de wereld gehad: in de tuin van dit gebouw vielen Amerikaanse parachutisten, de Duitsers zijn overrompeld en op de vlucht geslagen. Ze hadden geen tijd meer om ons mee te nemen. We zijn door het oog van de naald gekropen.’

‘Ik ben teruggegaan naar mijn geboorteplaats Cuijk aan de Maas. Met een groep uit Cuijk heb ik mij in november ‘44 aangesloten bij de stoottroepen, de 6e compagnie, Commando Brabant. Ik had tijdens de bezettingsjaren een EHBO en EHIO opleiding gevolgd. Ik werd hospik, gewondenverzorger, een taak die heel goed bij mij paste. Ik heb dit steeds met hart en ziel gedaan. Mijn devies was om vriend en vijand, ook Duitse soldaten te helpen. Ik heb nooit iemand moedwillig dood laten bloeden. Dat werd niet altijd door collega’s in dank aanvaard. Maar ik heb hier nog steeds een heel goed gevoel aan overgehouden.’

‘Begin maart ‘45 ben ik zelf op een landmijn getrapt. Weer had ik een engel op mijn schouders. Na de overgave van de Duitsers heb ik opleidingen gedaan in Engeland, waarna ik vertrok voor een reis van zes weken naar Nederlands-Indië. We hebben daar het klimaat, eten en drinken en de vreemde oorlogsvoering geleerd. We zijn vier maanden op Banka geweest, toen naar Java en vervolgens naar Sumatra naar de olievelden.’

‘Ook in Indië ben ik hospik gebleven. De herinnering die mij het meest is bijgebleven zijn de hinderlagen waar we soms in vielen. Bijvoorbeeld op het eiland Banka waar wij op de tweede dag in een hinderlaag van de Japanners zijn gelopen. Mijn vriend liep voorop en riep dat hij mij verderop zou ontmoeten. Twintig minuten later vond ik hem op de grond met een kogel door zijn hoofd. Ik heb daar mensen uit een brandend vliegtuig geholpen, verkoold en gesmolten. Zo kan ik nog wel even doorgaan, ik heb het allemaal gezien.’

‘Ik ben altijd positief ingesteld geweest en heb vriend en vijand geholpen, in Nederland en in Indië. Ik heb een goed gevoel overgehouden aan deze tijd. Ondanks de hectische dingen die er zijn gebeurd tijdens de oorlog. Voor dit extreme oorlogsgeweld in Nederlands Indië, zit ik nu in een commissie, als afgevaardigde Bond van Oude Stoottroepers. De buitenwereld weet er niet veel van maar die vinden het prachtig dat ik dit doe.’ Ook is Theo voorzitter van de BOSS kring ’s-Hertogenbosch en contactpersoon van de Sociale Begeleidingcommissie en Buddy Support Stoottroepen. Als gastspreker ging hij jaar in jaar uit langs scholen om te vertellen over het werk van de Stoottroepers tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Over de toekomst en de nominatie voor de Witte Anjer Prijs zegt Theo: ‘Voor de toekomst weet ik alleen dat ik in blessuretijd leef, maar ik voel me goed. Ik vind het een eer om in deze tijd genomineerd te zijn voor de Witte Anjer Prijs.’