Zondag 2 april is kapitein-vlieger buiten dienst Leo Hendrikx op 99-jarige leeftijd overleden. Lees hier zijn indrukwekkende verhaal.
Leo Hendrikx werd geboren op 21 september 1923 in het Limburgse Horn. Hij zat op het gymnasium toen de oorlog uitbrak: ‘’Om 4 uur ‘s nachts maakte mijn moeder me wakker. Er werd gevochten om de spoorburg bij Roermond. Het begin van de bezetting.’’ Met zijn drie beste vrienden besloot Hendrikx naar Engeland te gaan. Ze schreven een brief aan hun ouders en vertrokken. Hendrikx was op dat moment 16 jaar oud. Wat volgt is een indrukwekkende reis. ‘’In België verkochten we onze fietsen voor 100 gulden en met dat geld namen we de trein naar Parijs. De reis zou maanden duren. Meerdere keren werden we aangehouden, vastgezet en kwamen we weer vrij.’’
Met twee van zijn vrienden reisde Hendrikx verder via het zuiden van Frankrijk en Spanje naar Curaçao. Vervolgens op een tanker naar New York, als werkend passagier. Door na Canada, waar ze zich melden bij een Nederlands rekruteringscentrum. Na een paar dagen staken ze met de Queen Mary over naar Engeland. Daar werd Hendrikx Spitfire piloot bij de RAF. De opleiding duurde lang en hij werd ongeduldig: ‘’De opleiding duurde twee jaar waardoor ik pas in 1945 operationeel werd. Ik dacht: straks is de oorlog afgelopen en ben ik er niet bij.’’
Hendrikx kwam terecht bij het 322 squadron van alleen maar Nederlandse vliegers. Inmiddels was Zuid-Nederland bevrijd. ‘’Op Eerste Paasdag ging het fout, ik moest een noodlanding maken in vijandelijk gebied. Met een verband gezicht en een arm uit de kom werd ik naar een ziekenhuis in Apeldoorn gebracht. De eerste dagen van de bevrijding werd er niet echt meer naar ons omgekeken. Ik kon niemand laten weten dat ik nog in leven was. De communicatie was een chaos.’’
Hendrikx wilde zo snel mogelijk weer vliegen en dat is gelukt. Terug in Engeland kroop hij voor even in een Spitfire. Zonder formele toestemming, maar hij wilde na het neerstorten aantonen dat hij het nog kon. Hendrikx:
‘’Na de oorlog was alles gericht op de toekomst. Er werd niet meer gesproken over die oorlog. Ik heb mijn vader nooit mijn verhaal verteld. Hij vroeg er niet naar en ik zweeg erover. Misschien was het ook de behoefte aan een zekere verdringing.’’