Zeven jaren varen

27 mei 2020
Deel dit bericht:
Tinus van den Akker voer de gehele oorlog op verschillende koopvaardijschepen.

Tinus van den Akker (1920 – 2020) groeide op in Maasland vlakbij Rotterdam. In juni 1939 begon hij als leerling stuurman te werken op het koopvaardijschip ss Garoet van rederij Rotterdamsche Lloyd. Er zouden nog vele jaren en vele schepen volgen, voordat hij Nederland in december 1945 weer zou zien. Tinus van den Akker, die in 1947 voorgoed naar de Verenigde Staten emigreerde en als Martin van den Akker door het leven ging, werd in 2012 geïnterviewd over zijn ervaringen als bemanningslid van verschillende koopvaardijschepen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het zien van de wereldzeeën
Tinus (Martin) van den Akker werd in 1920 geboren in Maasland. Hij was de oudste van zeven kinderen en mocht van zijn ouders doorleren. Hij ging na het afronden van de mulo naar de Rotterdamsche Zeevaartschool. “Ik had vroeger boeken over alle wereldzeeën en dat wilde ik ook zien. De schoolmeester zei dat ik knap [slim] genoeg was om verder te gaan, om verder te leren. Dus toen is er met mijn vader gepraat. Mijn moeder wilde het niet, maar mijn vader zei het mag. Het was erg bijzonder om door te mogen leren.”

In de jaren 1930 was steeds meer te merken dat er veranderingen op komst waren. Mensen begonnen te spreken over gevaar vanuit Duitsland. Ook Van den Akker merkte dit op tijdens zijn lessen op de zeevaartschool. De leraren werden bang en de jongens kregen met regelmaat een waarschuwing over wat de toekomst zou brengen.

“Je kreeg dan een preek over Duitsland, dat het levensgevaarlijk was. Je hoorde het veel en je las erover in de kranten. Maar je ging ervan uit dat we misschien wel neutraal zouden blijven net zoals in de Eerste Wereldoorlog. En ik ging in juni 1939 al naar zee. Ik kwam op de Garoet van de Rotterdam Lloyd.”

Van den Akker vertelt over zijn eerste schip waar hij op voer: “De Garoet was een stoomschip en je moest dan dus ook altijd kolen laden. Na zes dagen waren de verse groenten op en aten we uit blik. We namen ook varkens en koeien mee en die stonden op het dek, die konden we dan gebruiken om te slachten.” De eerste reis als leerling stuurman ging voor Van den Akker richting Nederlands-Indië. De reis duurde in totaal zo’n drieënhalve maand. Die eerste reis was voor hem geen pretje, want hij had behoorlijk last van zeeziekte. “Ik had ook last van zeeziekte, maar de kapitein zei: ‘dat is geen ziekte, dus je werkt gewoon!’ Nou daar stond ik dan met mijn emmertje in de ene hand en mijn verfblik in de andere om gewoon door te gaan met verven. Het is gelukkig alleen de eerste reis geweest, daarna nooit meer zeeziek geweest.”

Toen in mei 1940 de oorlog in Nederland uitbrak, was Van den Akker met de Garoet in Nederlands-Indië. Op dat moment lagen ze in Belawan, een havenstad aan de noordkust van Sumatra. “We zouden die dag weggaan om ergens anders weer kolen te laden, maar toen kregen we nieuws uit Holland en bleven we daar liggen.” Het nieuws van de oorlog kwam via de radio. Bijna de gehele bemanning van de Garoet kwam uit Rotterdam. Rotterdam werd op 14 mei 1940 hevig gebombardeerd door de Duitsers. Er kwamen ruim 800 Rotterdammers om het leven en meer dan 80.000 werden dakloos. “Iedereen had familie daar, maar we konden niks doen. We wisten niet waar we naartoe gingen. We waren kwaad, maar ja… ik was blij dat ik niet getrouwd was. Iedereen zat een beetje in de put, want ze wisten niet of hun familie nog wel leefden. Rotterdam was zwaar gebombardeerd en wij konden niks doen. Je kon ook geen brieven meer schrijven naar Holland. Je mocht alleen nog maar Rode Kruis briefjes sturen van 25 woorden en die kwamen bijna nooit aan. Ik heb er denk ik wel 40 gestuurd richting mijn moeder, maar ze heeft er gedurende de oorlog maar 1 of 2 ontvangen.”

1 / 1

Vaarplicht
Om een bijdrage te leveren aan de geallieerde oorlogsinspanning besloot de regering in juni 1940 tot de invoering van de vaarplicht. Die bepaalde dat alle Nederlandse zeelieden bij wijze van dienstplicht moesten blijven varen, of weer moesten gaan varen. Alle 850 Nederlandse koopvaardijschepen die zich bij het uitbreken van de oorlog in internationale wateren of in havens van geallieerde bondgenoten bevonden, werden ingezet voor het transport van troepen, wapens, olie en andere grondstoffen. De schepen werden uitgerust met een anti-onderzeebootkanon, anti-luchtdoelmitrailleurs en dieptebommen en de bemanning werd opgeleid om deze wapens te kunnen bedienen.

Na enkele dagen vertrok de Garoet richting Batavia om daar suiker te laden. Daarna voeren ze richting Durban in Zuid-Afrika om daar een kanon op het achterschip te laten bouwen, waarmee ze op vijandelijke onderzeeboten konden schieten. Uiteindelijk voeren ze in konvooi naar Liverpool in Engeland. “Het schip was 22 jaar oud en de als de kanonnen afgingen dan schudde het hele schip. Dus de kapitein wilde eigenlijk niet dat we teveel oefenden met het kanon,” aldus Van den Akker. Van den Akker vertelt verder:

“Eenmaal in Liverpool hadden we elke avond last van de Duitsers, die vlogen dan over om te bombarderen. We verbleven in de Shelters, er vielen voornamelijk brandbommen.”

De volgende reis kwam al snel in beeld voor Van den Akker, wederom met de Garoet. Ze gingen weer richting Nederlands-Indië, naar Soerabaja. Na een korte verlofperiode werd hij op ss Kota Tjandi geplaatst.  Hiermee voer hij voor door het Panamakanaal naar de oostkust van de VS. “We gingen daarmee naar Baltimore en naar New York. Daar moesten we voorraad laden en gingen we weer terug naar Indië.” Eenmaal terug in Nederlands-Indië kreeg hij de opdracht om verder te studeren en zijn examen voor vierde stuurman te halen. Na het slagen voor zijn examen werd Van den Akker geplaatst op een volgend schip genaamd ms Kota Gede. Ook met dit schip voeren ze naar de Oostkust van de VS. Toen op 7 december 1941 de aanval op Pearl Harbor plaatsvond bevond Van den Akker zich in Boston.

Na de aanval op Pearl Harbor voer hij met de Kota Gede weer terug naar Nederlands-Indië. “De Amerikanen gingen ervan uit dat de oorlog tegen de Japanners snel voorbij was.” Ze voeren naar Tjilatjap, de enige havenstad in het zuiden van Java. Eenmaal daar kreeg hij langer verlof. Bij terugkomst had zijn schip al een stuurman en daarom werd Van den Akker stuurman op ms Zaandam van de Holland-Amerika Lijn.

1 / 1

De  koopvaardijschepen in de buurt van Java werden in de nacht van 27 op 28 februari 1942 allemaal opgeroepen tot een grote evacuatieactie voor het in veiligheid brengen van Nederlands marinepersoneel en gezinnen. De koopvaardijschepen kregen de opdracht om uit te wijken naar Tjilatjap. Op dat moment was dit nog de enige ‘vrije’ haven op Java waaruit schepen konden vertrekken naar Colombo (Sri Lanka) of naar Australië. Op 1 maart koerste het eerste schip, de MS Zaandam, naar Australië. Op dezelfde dag landden de eerste Japanse troepen op Java.

Na aankomst in Australië vertrok Van den Akker vervolgens via het Panamakanaal naar New Orleans om uiteindelijk in New York uit te komen. Eenmaal in New York werd Van den Akker op het 5de schip geplaatst sinds hij in 1939 begon met varen. Hij kwam terecht op ss Bantam van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij.

1 / 1

Varen op de Bantam
De Bantam werd onder andere een tijdje ingezet om het Britse achtste leger van luitenant-generaal Bernard Montgomery te bevoorraden in Noord-Afrika dichtbij het Suezkanaal. Het Achtste Leger vocht mee tijdens de Noord-Afrikaanse en de Italiaanse veldtocht. De voorraden op de Bantam waren gevaarlijk. Het had vliegtuigbrandstof, bommen en granaten aan boord.

In oktober 1942 kwam Van den Akker met de Bantam aan op Malta. Dit eiland had al maanden geen bevoorrading gehad en was hevig getroffen door de strijd tussen de Britten en de Duitsers. Het eiland was sinds het Congres van Wenen in 1815 (na de val van Napoleon) een Britse kolonie. Na de Duitse invasie in Noord-Afrika werd Malta, strategisch gelegen tussen Sicilië en Tripoli belangrijk voor de Duitsers, omdat het op de aanvoerlijnen van het Afrikakorps lag. Na een lange mislukte belegering zouden de Duitsers het idee om van Malta een basis te maken in november 1942 laten varen.

Van den Akker vertelt dat ze onderweg naar Malta werden aangevallen door Italiaanse bommenwerpers. Ze voeren onder begeleiding van kruisers en moesten sturen aan de hand van de aanwijzingen van marineschepen. “De bommen vielen gelukkig naast het schip, we kwamen gelukkig allemaal goed aan. Anders was het een vlammenzee geweest. Wij waren een van de eerste schepen op Malta in een paar maanden tijd. De mensen waren zo blij en zo hongerig en blij dat we eten brachten, maar wel elke dag dat we daar waren kwamen de Duitsers over met hun vliegtuigen.”

1 / 1

Na vele omwentelingen rondom Iran en Afrika voer Van den Akker met de Bantam naar New York. “We voeren met de Bantam zestien mijl per uur, dat was erg snel. In ieder geval te snel voor de Duitsers om ons te torpederen of bij te houden, onze snelheid was onze bescherming.”

Kota Agoeng en de slag om Okinawa
Eenmaal in New York werd Van den Akker overgeplaatst naar ms Kota Agoeng van de Rotterdamsche Lloyd. Het dubbelschroefmotorschip de Kota Agoeng was in 1942 in San Francisco omgebouwd tot troepentransportschip met een capaciteit voor bijna 2000 mannen. Het voer in opdracht van de Amerikaanse War Shipping Administration (WSA). Deze organisatie charterde vijftien Nederlandse troepentransportschepen van verschillende Nederlandse rederijen die vier jaar lang werden ingezet achter alle Amerikaanse fronten in de Pacific.

De mannen die de Kota Agoeng vervoerde, waren van het Amerikaanse 73rd Naval Construction Battallion. “Deze mensen brachten we naar Nieuw-Guinea, naar Hollandia. Meestal was het drieënhalve maand reizen. Onderweg hadden we wel eens last van Japanse dreiging, maar het is altijd goed gegaan.” Tijdens zijn reizen op en neer naar Nieuw-Guinea met de Kota Agoeng, moesten ze ook eenmaal bemanning ophalen in San Francisco. Daar ontmoette hij zijn latere vrouw.

1 / 1

Een van de laatste reizen die Van den Akker maakt tijdens de Tweede Wereldoorlog was naar het Japanse eiland Okinawa ten zuiden van het  Japanse vasteland. De slag om Okinawa vond plaats tussen 1 april en 22 juni 1945. Okinawa dat in het zuiden van Japan ligt, was van strategisch belang voor de Amerikanen. Met de controle over dit eiland zou de Japanse aanvoer van materialen zoals olie, ijzererts en rubber, stokken en de communicatie tussen de bezette gebieden en Japan verstoren. De strijd werd door de lokale bevolking “regen van staal” genoemd. Tijdens deze slag maakte veel bemanningsleden voor het eerst kennis met het fenomeen van de kamikaze.

Ook Van den Akker kreeg als bemanningslid van de Kota Agoeng te maken met de kamikazeaanvallen door Japanners. “Het Japanse vliegtuig kwam op ons af en wij stonden bij de kanonnen. We hebben het vliegtuig geraakt en het vliegtuig zag je zo naar beneden komen. Ik zou bijna overboord gesprongen zijn, maar we raakten zijn vleugel en toen kon hij niet meer sturen en het vliegtuig stortte in zee. Later die dag werden we nogmaals aangevallen, maar dat vliegtuig schoten we ook weer uit de lucht. De Amerikanen die schoten, ik hield toezicht. Maar je had echt geen kans om eraf te komen, overboord springen was waarschijnlijk nooit gelukt. Een Amerikaanse onderzeeër die bij ons was die werd wel geraakt door een vliegtuig en van die onderzeeër was niks meer van over. Iedereen was dood! We lagen uiteindelijk drie weken bij Okinawa en er lagen ruim 200 schepen om ons heen. De Japanners kwamen elke dag over. Ik heb echt geluk gehad”, aldus een nog steeds aangeslagen Van den Akker.

Uiteindelijk gaven de Japanners zich op 23 juni 1945 op Okinawa over. De Amerikaanse en Japanse verliezen bleken enorm: 12.000 Amerikanen komen om evenals ruim 107.000 Japanners. De extreem hoge verliezen gaf Amerika weinig hoop voor een ‘conventionele’ invasie op het hoofdeiland van Japan. De verliezen op Okinawa droegen uiteindelijk bij aan het besluit van de Amerikaanse president Harry Truman tot het werpen van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in augustus 1945. Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan.

1 / 1

Na de oorlog
Na bijna zeven jaar varen en zes schepen verder, kreeg Van den Akker in september 1945 het bericht dat hij terug naar huis mocht. Via San Francisco ging hij met de trein naar New York en van daaruit voer hij met het vrachtschip ss Salland van rederij Koninklijken Hollandschen Lloyd uit Amsterdam terug naar Rotterdam. Hij kreeg eerst nog even een boodschappenlijstje mee van zijn moeder. “Ik zei tegen de kapitein ik ga terug naar Holland en heb zes broers en zussen en ze hebben niks meer. Ik heb een hele lijst hier en heb uiteindelijk een hele dag gewinkeld bij Macy’s in New York, omdat alles in Nederland niet meer voorhanden was. Echt ontzettend veel gekocht, zoals koffie en rijst.”

In december 1945 kwam Van den Akker in Rotterdam aan. Zijn familie stond hem in de haven van Rotterdam op te wachten. Het was voor Van den Akker erg gek om zijn familie weer te zien. Na al die jaren had hij moeite om ze te herkennen.

“Toen ik aankwam in Rotterdam stond mijn vader daar met een vrachtwagen. Het was eigenaardig. Ze waren zo oud geworden in die jaren, ik herkende ze bijna niet meer. Toen ging ik terug naar Maasland en toen stond daar een muziekkorps om mij te verwelkomen en mijn hele familie was daar. Ik moest naar alle mensen goed kijken om te kijken wie ze waren. Ik herkende mijn broer en zussen amper.”

Kort na thuiskomst werd Van den Akker ziek. Hij kreeg te kampen met difterie. Uiteindelijk ging hij in juni 1946 weer varen. Dit keer op het passagiersschip ms Indrapoera van de Rotterdamsche Lloyd. Dit schip werd ingezet om vanuit Nederlands-Indië  vrouwen en kinderen op te halen uit voormalige ‘Jappenkampen’. Uiteindelijk kreeg hij een oproep om naar Amerika te gaan. Toen zag Van den Akker zijn kans schoon om eindelijk met zijn vriendin uit San Francisco te trouwen. Hij emigreerde in 1947 naar de Verenigde Staten. Later heeft Van den Akker nog veel gereisd en op veel plaatsen gewoond, onder andere in Panama en Engeland. Hij heeft de rest van zijn carrière in de scheepsbouw gewerkt. Ook heeft hij nog een tijd in Japan gewerkt en gewoond. “Ik had er misschien een hekel aan moeten hebben, maar ik kon er goed mee opschieten.”

De eerste jaren na de oorlog ging het niet altijd even goed met Van den Akker. Hij had behoorlijk wat gekke kwaaltjes, zoals hij het zelf omschrijft. “Zes jaar was echt een lange tijd dat je weg was. Ik had een paar jaar last van bevende en trillende handen. Toen kwam ik met Amerikaanse jongens in contact en ik zei: ‘Ik heb zoveel last van trillende handen’, en de Amerikanen zeiden: ‘Join the club!’ Want de Amerikaanse soldaten hadden hetzelfde. Na de oorlog lukte het ook niet [gaat over op het Engels] ‘You couldn’t relax’, er waren veel zenuwen. Gelukkig een paar jaar na de oorlog ging het wel beter. Er was in Holland niet altijd begrip, want ik had toch op zee gezeten. Al met al heb ik mazzel gehad in de oorlog.”

Interview luisteren?
Geïnteresseerd om het gehele interview met Tinus van den Akker te luisteren. Dat kan hier.