In 2007 werd Alex Spanhak als pelotonscommandant uitgezonden naar Afghanistan. In de omgeving van Deh Rahwod maakte hij talloze gevechten mee. Voor zijn dappere optreden tijdens één van die gevechten ontving hij een Koninklijke dapperheidsonderscheiding, het Bronzen Kruis.
In december 2007 eindigde voor de nu 40-jarige Alex een heftige missie. Inwendig gaat de strijd door. “Van januari 2008 tot januari 2012 werd ik alleen maar bozer en bozer. Daarnaast stroomt tijdens uitzending de adrenaline door je lichaam. Het geeft je heel erg het gevoel dat je leeft. Dat geeft zo’n kick. Als je terug komt in Nederland vind je die spanning niet op het kantoor, dus ga je op zoek naar dat gevoel. Wanneer ik had gedronken, werd ik agressiever dan normaal. Ik kon moeilijk maat houden.”
Pas in januari 2012 kwam Alex ziek thuis te zitten en werd er PTSS vastgesteld. “Op een ochtend zei mijn vriendin: ‘En nu ga je niet meer naar je werk. Je blijft thuis.’ Ik lag opgerold in bed, verstijfd van de kramp. Ziek melden was de enige optie. Toen begon de ellende. Ik noem dat gekscherend zo, want het was juist een geluk dat ik instortte, want hierdoor moest ik toegeven dat ik ziek was. Ik kon het niet aan mezelf verkopen dat ik een dapperheidsonderscheiding had gekregen en nu ziek thuis zat. Blijkbaar was ik toch niet in staat om met stress om te gaan. Mijn mannelijkheid was weg.
Ik schaamde me en durfde niet meer naar de kazerne om mijn collega’s onder ogen te komen. Ik voelde me een mietje.
De problemen van Alex draaiden daarnaast vooral om de onmacht die hij ervoer. “Je had in Afghanistan allerlei regels, maar je kon en mocht niks, terwijl de Taliban wel van alles deed. Zo zagen we hen op afstand mensen afslachten. Dat was niet tegen ons gericht, dus mochten we niets doen. We hebben een oorlog meegemaakt, maar waren gebonden aan vredesmissieregels.” De problemen van Alex kwamen dermate sterk naar boven dat het hem uiteindelijk twee relaties heeft gekost. “Ook mijn familie en collega’s hebben heel wat over zich heen gehad. Daarnaast had ik in mijn werk last van een opgeblazen ego. Ik wist wel hoe het zat.”
In oktober 2009 kreeg Alex een dapperheidsonderscheiding uitgereikt voor zijn optreden op 20 september 2007. Alex:
De ouders van Tim Hoogland waren daar ook bij. Het voelde alsof ik Tim op mijn borst had hangen. Ik vond het oneerlijk, niet verdiend.
Uiteindelijk heeft Alex vier jaar therapie gehad. “Dat was hard werken. Ik heb verschillende vormen van therapie gehad, waarin ik mijn onmacht moest gaan bespreken. De boosheid moest eruit.
Boosheid zit in je lijf, je voelt het door je lijf gieren. Ik heb dus veel gehad aan meditatie. Daarnaast heb ik een opleiding tot dieptepsycholoog gevolgd. Vijf jaar lang ging ik elke week naar school. Dat was ook een soort therapie.”
Inmiddels is Alex zover dat hij weer normaal kan functioneren. Toch is hij nog niet 100% de oude. “Ook je hormoonsysteem is ontregeld”, legt Alex uit. “Het is gaan wennen aan teveel adrenaline. Daardoor kun je niet meer tot rust komen. Mijn stressregulatiesysteem is niet meer goed. De vraag is of dat ooit nog goed komt. Daardoor ervaar ik dingen sterker en word ik sneller moe. Ik heb nog steeds boosheid in mijn lijf, maar ik herken het en hoef er dan niet aan toe te geven.”
Toen Alex thuis zat was er ook moment dat het allemaal voor hem niet meer hoefde. “Mijn redding was de toenmalige commandant case-coördinatie. Die zei: die Alex moeten we houden, hij is waardevol voor ons. Door hem kon ik voor de Landmacht aan de slag als ‘coach zorgmijders’. Daardoor kon ik weer aan het werk en kreeg ik weer een levensdoel.”
Inmiddels vormt Alex samen met een collega een team, tijdelijk ondergebracht bij het Veteraneninstituut, om veteranen op te zoeken die om diverse redenen de aandacht schuwen. “Iedere militair heeft recht op een goed leven”, omschrijft Alex deze missie. “De zorgketen zit voor veteranen goed in elkaar, maar niet iedereen past erin. Ik ben iedere dag op pad om deze veteranen op te zoeken. Ik bied ze een maat met vergelijkbare ervaring. Die contacten kunnen lang voortduren, soms wel twee jaar. Je moet vertrouwen wekken en op een gegeven moment zou je zelfs kunnen voorstellen om een keer samen naar een zorgverlener te gaan.”
Alex beseft dat deze methode veel tijd kost, maar volgens hem gaat dit niet over geld en tijd, maar over aandacht voor de veteraan.
Het gaat over een goed leven voor veteranen en onze verantwoordelijkheid daarvoor. Zij hebben hier recht op. Als ik zie waar jongens na drie jaar begeleiding zijn, dan is dat geweldig! Die kunnen straks weer de maatschappij in. Daar moet je de tijd voor nemen. Je leert iemand opnieuw zelfstandig lopen.