Contact met de T.N.I.

Deel dit bericht:
Het verhaal van Ton van Druten.

Het gebeurde in Nederlands-Indië op 3 augustus 1949, de dag waarop het staakt-het-vuren werd afgekondigd. Ik moest een boodschap overbrengen aan de commandant van de T.N.I.

veteraan-ton-verhaal-checkpoint-zomerbijlage

Het audioverhaal van Ton, ingesproken door Edwin de Wolf

 

Het verhaal van Ton in tekst

 

Het gebeurde in Nederlands-Indië op 3 augustus 1949, de dag waarop het staakt-het-vuren werd afgekondigd. Wij waren met een vooruitgeschoven buitenpost van het 423e Bataljon Infanterie gelegerd in het plaatsje Blimbing op Oost-Java. Wij hadden tot taak om met een peloton van de D-compagnie de orde en rust in een groot gebied te handhaven. Het peloton werd  aangevuld met een marconist van het verbindingspeloton en vier man van het mortierpeloton. We moesten veel patrouille lopen.

Mobiele brigade

Op de dag van het staakt-het-vuren kreeg onze marconist bericht van het hoofdkwartier in Soerabaja. Wij moesten vanuit onze buitenpostcontact maken met het hoofdkwartier van de T.N.I, het Tentara Nasional Indonesia het Indonesische leger. Dat had zijn hoofdkwartier op Oost-Java. In ons gebied hadden we te maken met het keurkorps van de T.N.I, namelijk met de Mobiele Brigade. Wij waren hogelijk verbaasd dat dit hoofdkwartier zo dicht bij onze buitenpost lag, op nog geen twee kilometer afstand! We hebben het vele malen op afstand met een patrouille gepasseerd!

 

Fraai stenen huis

Ik kreeg de opdracht om het eerste contact te maken. Met alleen een revolver aan mijn koppel ben ik over een modderig paadje door de kampongop pad gegaan om het telegram te overhandigen aan de commandant van de Mobiele Brigade, de kolonel Soetjipto. Door de kampong, aangestaard door nieuwsgierige kampongbewoners, die niet begrepen wat die Hollandse korporaal in zijn eentje kwam doen, vond ik na enig zoeken het doel van mijn missie. Alvorens het fraaie stenen huis te kunnen betreden, moest ik een zwaar bewapend peloton van de Mobiele Brigade passeren dat in de tuin stond opgesteld. Ik had in mijn hele Indiëperiode nog nooit zoveel tegenstanders bij elkaar gezien en het zweet liep langs mijn rug.

Op mijn netvlies

Op de waranda werd ik vriendelijk door kolonel Soetjipto en zijn adjudant ontvangen. Beiden spraken voortreffelijk Nederlands. Na het overhandigen van het telegram hebben we nog een poosje gepraat, waarna ik de terugweg naar onze post kon ondernemen. Wat mij vooral opviel was het grote aantal Nederlandse kranten en tijdschriften dat kennelijk door onze baboes was binnengesmokkeld. De volgende morgen kwam de kolonel op een bergpaardje naar onze post om het antwoord te brengen, dat door de marconist snel werd doorgestuurd naar ons hoofdkwartier in Soerabaja. Later vernam ik dat kolonel Soetjipto was benoemd tot politiecommandant van Soerabaja. Het was een bijzondere ervaring die nog steeds na bijna 75 jaar op mijn netvlies staat.

(Noot aan mijzelf: Nu: een eervolle opdracht. Destijds: poepielink!)