We waren jong en we waren drie maanden in de tropen. Een deel van 2-41 Regiment Veldartillerie was gelegerd in Tjikaoem, iets ten noorden van Bandoeng, in 1948 in voormalig Nederlands-Indië. We liepen dagelijks patrouille op verschillende tijdstippen, meestal overdag, maar ook ’s nachts.
Een deel van 2-41 Regiment Veldartillerie was gelegerd in Tjikaoem, iets ten noorden van Bandoeng, in 1948 in voormalig Nederlands-Indië. Het kanon was verzegeld en een veldradio was er niet. Ik was opgeleid tot radiotelegrafist, had geen taak en werd patrouillestamper en brenmitrailleurschutter. We waren gehuisvest in de stenen woning van de plantage-eigenaar, die gevlucht was vanwege de vele bedreigingen door de rampokkers. We liepen dagelijks patrouille op verschillende tijdstippen, meestal overdag, maar ook ’s nachts. We waren jong en we waren drie maanden in de tropen.
Op eerste kerstdag 1948 waren we allemaal aanwezig in de eetzaal om gezamenlijk het kerstmaal te gebruiken. Deze keer geen rijst, maar aardappelen uit blik, veel groente en gebraden kip. Alles dankzij onze kok uit de kampong, die dit allemaal bij elkaar gescharreld had. Onze luitenant las het kerstevangelie uit Lucas 2 en we dronken een biertje uit de veldmok.
Daarna gingen we op pad om te laten zien dat we de boel in de gaten hielden. Alles was rustig en tegen de avond waren we weer terug. Om half twee ’s nachts werden we gewekt door onze wacht. De loerah, het dorpshoofd van een nabijgelegen kampong liet ons weten dat er weer verdachte mannen bijeenkwamen en had een boodschapper gestuurd. Wij gingen eropaf, lopend, met acht man. De boodschapper liep voorop om ons de weg te wijzen. Opeens verliet hij ons, bang om als verrader herkend te worden.
In de bewuste kampong aangekomen wees de loerah ons het huis waar de mannen samen zouden komen. We trapten de deur in en binnen bevonden zich vier mannen, die we naar buiten dirigeerden. Binnen vonden we vier koloks (grote messen), twee bamboesperen en een junglekarabijn met dertien patronen. Alles werd in beslag genomen.
De loerah wist met enige dwang de mannen aan de praat te krijgen. Ze wilden binnenkort een aanval plegen op ons kamp. Plotseling sprong een van de vier mannen op en rende naar ons toe. Hij had een rijstmesje in de hand, maar kreeg geen kans daar iets mee te doen omdat een van ons hem in zijn arm schoot. We bonden de mannen vast en liepen met hen terug.
Niet ver van de kampong kwamen we op de grote weg, waar een drietonner klaarstond om ons naar ons kampement terug te brengen. We droegen de vier mannen over aan de burgerpolitie en gingen naar bed.
De volgende middag gingen we weer op patrouille. In de bewuste kampong aangekomen werd ons verteld dat de loerah die ons gewaarschuwd had, die nacht vermoord was. Van de dader geen spoor uiteraard. Wij liepen terug naar ons kampement, erover nadenkend wat er gebeurd zou zijn als ze niet met z’n vieren maar met meer personen waren geweest. Wij gingen mandiën, douchen met een emmer lauw water, en dachten aan thuis, waar ze nu kerst vierden, in wintertijd, met sneeuw, terwijl het hier 35 graden was.