Deze drie veteranen zijn (pas) met functioneel leeftijdsontslag (FLO), maar verpieteren achter de spreekwoordelijke geraniums doen ze niet.
‘Van de bore-out waar sommige van mijn kennissen na hun diensttijd mee te kampen kregen, heb ik geen last. Om van nut voor de maatschappij te blijven, verzamelde ik in de twee jaar voorafgaand aan mijn FLO alvast een stevig rijtje nevenfuncties. Ik ben secretaris van het VOC Bergen op Zoom, regiocoördinator van de Veteranenvereniging van de Luchtmacht en bestuurslid van een grote tennisvereniging. Ik heb me nog geen dag verveeld en doe alleen wat ik echt leuk vind. Ik regel en coördineer nog steeds volop, tennis vaak en ik ben veel in de moestuin te vinden. Sinds mijn omgeving weet dat ik thuis ben, probeert menigeen me voor een klus of rol te strikken. Ook Defensie. Die heeft me gevraagd of ze me eventueel voor twee dagen per week kunnen inhuren. Ik kijk nog wat ik doe, ik wil het niet te druk krijgen. Werken doe ik alleen als ik tijd over heb.’
Ron (60) bleef bij Defensie
‘Toen mijn FLO in zicht kwam, stond vast dat mijn werkende leven daarna niet zou stoppen. Ik voelde me nog jong en ook geld speelde een rol. Het leven wordt duurder, dus was een vervolgbaan geen overbodige luxe. In de maanden voor mijn ontslag ben ik gaan rondkijken: welke organisatie, opgewassen tegen de directe communicatie van een militair, kon een jonge senior gebruiken? Een commandant met wie ik een paar keer op missie ben geweest, hoorde dit. “Jouw kennis en ervaring zijn schaars”, zei hij. “We moeten je zien te houden.” En dus ging mijn FLO niet door. Drie dagen per week werk ik nu als medisch monteur, een positie die ik in het verleden al eens had. Sleutelen kan niet meer, omdat mijn afstand tot de werkbank te groot is geworden; ik houd het bij advies en ondersteuning. Dat bevalt me prima na vijfendertig jaar sjouwen met een gereedschapskist.’
Ton (63) is sinds 2018 met FLO
‘Het besef van mijn aanstaande pensioen groeide geleidelijk in de laatste twee jaar van mijn loopbaan. Op drukke dagen verzuchtte ik steeds vaker: nog eventjes. Het is prettig om moeten in te kunnen ruilen voor mogen. Defensie vraagt me nog regelmatig om als burger een klus voor ze te doen. Daar ben ik zo’n tien uur per week mee bezig. Ik voel me vrij om een verzoek naast me neer te leggen als ik er geen zin in heb. Ik zit ook in het bestuur van de Stichting Vrienden van Bronbeek en ondersteun het bestuur van de Stichting Veteranenkunst met hand-en-spandiensten. Van mijn plannen om m’n tanden te zetten in boeken, klusjes en mijn hobby modelbouwen is nog niet veel gekomen. Dat heeft ook te maken met het behalen van mijn motorrijbewijs; een spontaan plan dat na mijn pensioen ontstond.’