Inzetbesluit UNIFIL 1979 kwam volstrekt onverwacht

12 december 2022
Deel dit bericht:
Thuisfront komt in opstand.

Het besluit van Den Haag in 1979 om een infanteriebataljon naar Libanon te sturen, bracht veel onrust teweeg. Zoveel zelfs dat het Actiecomité Verontruste Ouders is opgericht; het ontstaan van het georganiseerde thuisfront zoals we dat nu kennen.

De Utrechtse rijschoolhouder en oud-militair J.F. Oltmans nam begin 1979 geen blad voor de mond. Zijn achttienjarige, dienstplichtige zoon Eddy was aangewezen voor de UNIFIL-missie in Zuid-Libanon. Oltmans ging het achterbanverzet organiseren. Een paar dagen later al mocht hij op tv zijn grieven spuien. Het verzet van Oltmans sloeg flink  aan. Hij en andere ouders vertegenwoordigden voor het eerst het fenomeen van ‘de verontruste achterban.’

Het 44 Pantserinfanteriebataljon Johan Willem Friso uit Zuidlaren was medio jaren zestig door Den Haag aangewezen voor VN-taken. Ongeveer de helft van de dienstplichtigen van 44 Painfbat had een VN-bereidheidsverklaring ondertekend, vooral omdat Zuidlaren dicht bij hun eigen woonplaats lag. Van de oorspronkelijke, op de VN-toegesneden opleiding was in 1979 weinig meer over, op wat voorlichtingsuurtjes en de brochure ‘In Vredes Naam’ na.

Toen de VN alsnog aanklopten in Den Haag om het Nederlandse VN-aanbod uit de jaren zestig te accepteren, kon de regering met goed fatsoen niet weigeren. De politieke en maatschappelijke tegenstellingen waren eind jaren zeventig echter stevig. Er werd veel en graag met modder gegooid. Het zat veel parlementariërs ook niet lekker dat het kabinet de Tweede Kamer niet vooraf had geïnformeerd over het inzetbesluit, laat staan had geraadpleegd.

De achterban had intussen half januari 1979 op initiatief van vader Oltmans het Actiecomité Verontruste Ouders opgericht. Het comité mopperde, niet geheel onterecht, dat de VN-opleiding niets voorstelde. Ook de wapens die de jongens zouden meekrijgen, waren verouderd, en al in 1962 in Nieuw-Guinea gebruikt. En de drietonners waren al meer dan twintig jaar oud, zo klaagde het comité.

Opiniepeilingen lieten zien dat ongeveer driekwart van de ondervraagden achter de kritiek van de achterban stond. De regering benadrukte nog maar eens dat UNIFIL geen oorlogsmacht is, maar moest dienen om de orde en de rust te handhaven.

Om de emoties wat te dempen, mocht het Actiecomité Verontruste Ouders met minister van Defensie Scholten komen praten. De politicus zette met succes een charmeoffensief in. Een belangrijke eis van het Actiecomité en de dienstplichtigenvakbonden, willigde de regering niet (helemaal) in: uitzending moest op basis van vrijwilligheid gebeuren. Volgens het Actiecomité hadden veel dienstplichtigen de VN-bereidheidsverklaring ‘in jeugdige onbezonnenheid’ getekend. Uiteindelijk zouden ongeveer 120 dienstplichtigen onvrijwillig naar Zuid-Libanon afreizen.

Al met al wist de regering de invloed van de verontruste achterban redelijk doelmatig onschadelijk te maken. Op voorstel van minister Scholten vormde de actiegroep zich om tot een Comité van Ouders en Verwanten. Dit comité zou bij Defensie de achterban gaan vertegenwoordigen. Blijkbaar was het thuisfront over de eerste schok van het UNIFIL-deelnamebesluit heen.