Het overgrote deel van de veteranen heeft geen moeite met de overgang van militair naar burger. Toch is er een flinke groep bij wie deze transitie niet soepel gaat. Het Expertisecentrum van het Nederlands Veteraneninstituut zocht uit hoe dat zit.
Zo’n 76.000 postactieve veteranen telde Nederland op 1 januari 2024. Deze diverse groep heeft onder uiteenlopende omstandigheden, in verschillende krijgsmachtdelen en dienstverbanden gediend. Ondanks alle verschillen hebben postactieve veteranen één ding gemeen: ze zijn geen militair meer. Uit onderzoek blijkt alleen dat de overgang van militair naar burger niet voor iedereen hetzelfde is verlopen.
Het grootste deel van de Nederlandse veteranen heeft geen moeite met de transitie uit dienst en voelt zich op zijn plek in de burgermaatschappij. Toch is er een flinke groep waarbij dit minder voorspoedig verloopt. Hoe kan dat? En wat zorgt juist wél voor een soepele transitie? Via ons onderzoek hebben bijna tweeduizend veteranen hun ervaringen gedeeld. Hieruit blijkt dat er verschillende thema’s zijn die een rol spelen in de transitiefase en dat die onderling samenhangen.
Laten we beginnen bij het verlaten van de dienst zelf. De manier waarop iemand de krijgsmacht verlaat, kan de periode daarna tekenen. Bijvoorbeeld wanneer iemand onvrijwillig vertrekt of geen goed afscheid heeft. Halsoverkop de dienst verlaten kan de mogelijkheid tot een goede voorbereiding op een leven zonder uniform belemmeren, terwijl dit wel belangrijk is. Een belangrijk aspect daarbij is het nadenken over wat je na je diensttijd wil doen, wat voor zinvolle invulling kun je aan je dag geven? Of het nu gaat om (vrijwilligers)-werk, studeren, een hobby, verenigingen of zorg voor familie; het kan niet alleen helpen bij het voorkomen van het welbekende ‘zwarte gat’, maar ook bij het opbouwen en onderhouden van een sociaal leven.
Dit is een ander thema dat een rol speelt bij de overgangsperiode. Een deel van de veteranen heeft namelijk het gevoel dat ze bij het verlaten van de dienst hun (militaire) familie kwijtraken. Een deelnemer aan het onderzoek gaf dan ook het volgende advies aan medeveteranen, die de transitie nog moeten doormaken: ‘Ga vrijwilligerswerk doen en klussen bij kennissen. Pak je hobby op waar je vroeger weinig tijd voor had. Ga tennissen of zo, je komt onder de mensen en bouwt een kenniskring op.’
Er niet alleen voor staan is belangrijk voor een geslaagde overstap naar de burgermaatschappij. Praktische en mentale ondersteuning door familie, vrienden of (oud-)collega’s kunnen helpen. Wel kunnen veteranen barrières ervaren in dit contact en toch het gevoel krijgen dat ze er alleen voor staan. Zo kan een gebrek aan begrip of waardering het lastig maken om écht met elkaar te praten. Veteranen ervaren soms dat mensen in hun omgeving aanvankelijk geïnteresseerd zijn in hun verhaal, maar dat dit niet onuitputtelijk is. ‘Men wil je verhaal horen, maar na een paar keer zijn ze er klaar mee en kun je niet meer ventileren.’
Niet alleen erkenning en waardering van mensen die nabij staan zijn van belang, maar ook die van andere zoals de media, overheid of Defensie. Als bijvoorbeeld werkgevers militaire werkervaring, eigenschappen en vaardigheden erkennen en waarderen, dan kan dit veteranen helpen hun plek in de maatschappij te vinden en hun waardevolle kwaliteiten in te zetten.
Een flink deel van de veteranen ervaart verschillen tussen de krijgsmacht en de burgermaatschappij. Deze verschillen kunnen voor uitdagingen zorgen. Deelnemers merken bijvoorbeeld op dat ‘burgers’ anders met elkaar omgaan en andere normen, waarden en een werkcultuur hebben: ‘De burgermaatschappij is toch meer op zichzelf gericht, waarin veel mensen eerst aan zichzelf denken en dan aan een ander. Zaken die ik tijdens mijn dienstperiode normaal vond (kameraadschap, teamwork, sociale vaardigheden, vertrouwen) waren voor mij in de burgermaatschappij minder vanzelfsprekend als dat ik ervaren had in het leger, dat was lastig voor me omdat ik dat wel normaal vond.’
Om de ervaren kloof te overbruggen, zoeken sommige veteranen naar overeenkomsten in hun nieuwe werk. Ze kiezen bijvoorbeeld voor een ander geüniformeerd beroep of blijven als burger werken bij Defensie. Overeenkomsten in werkcultuur, sfeer of samenstelling aan collega’s helpen om de overgang makkelijker te maken.
Hulp en ondersteuning in de vorm van cursussen, begeleiding en betaalde om-of bijscholing zien veel veteranen als helpend voor een goede overgang naar de burgermaatschappij. Daarnaast ligt er kracht in de veteraan zelf. Een positieve instelling, aanpassingsvermogen, nuchterheid en goed kunnen relativeren helpen om de overgangsperiode goed door te komen. Tot slot is het van belang dat veteranen zichzelf de tijd gunnen om te wennen aan de nieuwe situatie. Het proces kan tijd kosten en het accepteren hiervan kan de landing in de burgermaatschappij verzachten.
De overgang van Defensie naar de burgermaatschappij heeft invloed op veel aspecten van het leven die ook nog eens onderling verbonden zijn. De meeste veteranen passen zich goed aan en vinden hun plek in de samenleving, maar een flink deel worstelt om aansluiting te vinden. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken hoe we deze mensen beter kunnen helpen. Het Nederlands Veteraneninstituut gaat de komende jaren, samen met het ministerie van Defensie, zijn best doen om deze overgang soepeler te laten verlopen.
Het idee is om op korte termijn een tweedaags transitieprogramma te ontwikkelen dat veteranen hierbij kan helpen. Dit artikel geeft alvast een voorproefje van thema’s die daarin een rol moeten spelen. Het volledige onderzoeksrapport verschijnt begin 2025.
Roos Vlaar is socioloog en onderzoeker bij het NLVi. Haar onderzoek richt zich onder meer op de transitie van militairen naar de burgermaatschappij.
Jacco Duel is arbeids-en organisatiepsycholoog en onderzoeker bij het NLVi. Zijn onderzoek richt zich op de gezondheid en het welzijn van veteranen.
Dit artikel verscheen in Checkpoint 07/2024. Meer Checkpoint lezen?