Na afloop van de Koude Oorlog viel hier het etnisch en religieus verdeelde Joegoslavië uiteen. In Slovenië kon een militaire confrontatie mede dankzij de inzet van militaire waarnemers (European Community Monitoring Mission) in 1991 in de kiem worden gesmoord, maar in de deelrepublieken Kroatië en Bosnië-Herzegovina kwam het snel daarna tot een burgeroorlog tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische afkomst.
Bosnië-Herzegovina werd het toneel van de felste strijd, waarbij vooral de Bosnische Serviërs zich schuldig maakten aan etnische zuiveringen en moordpartijen. De lichtbewapende United Nations Protection Force (UNPROFOR) stond hier nagenoeg machteloos tegenover. Deze vredesmacht opereerde aanvankelijk in Kroatië, maar verlegde de aandacht al vrij snel naar Bosnië-Herzegovina. Nederland leverde met een verbindingsbataljon en een transporteenheid van meet af aan een flinke bijdrage aan UNPROFOR. De luchtmacht (F-16’s) en de marine namen vanaf 1992-1993 bovendien deel aan belangrijke ondersteunende operaties, terwijl tientallen Nederlandse militairen in de regio deelnamen aan kleinere politie- of waarnemingsmissies. Het meest gezichtsbepalend was uiteindelijk echter de inzet van een bataljon van de Luchtmobiele Brigade in de Bosnische moslim-enclave Srebrenica. Deze Nederlandse missie in Srebrenica eindigde dramatisch toen Bosnische Serviërs de enclave in juli 1995 veroverden en vervolgens meer dan 8.000 Bosnische moslims vermoordden.
Het robuustere optreden van de internationale gemeenschap kwam vanaf 1995 in Bosnië tot uitdrukking. Na de Bosnisch-Servische aanval op de enclave Srebrenica en een bloedige mortieraanval op de markt in Sarajevo was de maat voor de internationale gemeenschap vol. Met luchtaanvallen en ander militaire acties werden de Bosnische Serviërs tot een wapenstilstand en onderhandelingen gedwongen. Deze leidden op 14 december 1995 tot een vredesakkoord voor de multiculturele staat Bosnië-Herzegovina. Een door de NAVO geleide robuuste vredesmacht ging op de naleving van het akkoord toezien en mocht – waar en wanneer nodig – vrede met geweld afdwingen.
Aan de aanvallen op de (Bosnische) Serviërs leverden Nederlandse F-16’s en een mortiercompagnie van het Korps Mariniers in 1995 een substantiële bijdrage. Ook voor de genoemde robuuste vredesmacht – eerst Implementation Force (IFOR) en daarna Stabilisation Force (SFOR) geheten – leverde Nederland een forse bijdrage met onder meer een gemechaniseerd bataljon, F-16 gevechtsvliegtuigen, helikopters, marineschepen en een logistiek bataljon. Ruim 30.000 Nederlandse militairen dienden sinds 1995 in voormalig Joegoslavië.
Dankzij de spierballen die de NAVO met SFOR toonde en de sterk verbeterde veiligheidssituatie, kon de militaire inzet eind jaren negentig weer vrijwel uitsluitend op vredeshandhaving en wederopbouw worden gericht. Dit gebeurde aanvankelijk onder NAVO- en VN-vlag en vanaf 2003/2004 onder de vlag van de Europese Unie (EUFOR). De apart beschreven Kosovo-crisis zorgde rond de eeuwwisseling tijdelijk voor spanningen in de regio. Desondanks sorteerde het internationaal ingrijpen en de bijbehorende militaire inzet vanaf 1995 uiteindelijk het gewenste effect. Joegoslavië bestaat niet mee, maar tussen en binnen de daaruit voortgekomen staten is de rust nagenoeg geheel wedergekeerd.
Meer lezen over de inzet in voormalig Joegoslavië?
Om dit interview te beluisteren wordt u omgeleid naar veteranenvertellen.nl
Om dit interview te beluisteren wordt u omgeleid naar veteranenvertellen.nl
Om dit interview te beluisteren wordt u omgeleid naar veteranenvertellen.nl
Om dit interview te beluisteren wordt u omgeleid naar veteranenvertellen.nl
Om dit interview te beluisteren wordt u omgeleid naar veteranenvertellen.nl