Augustus wordt vanuit de Germaanse traditie de oogstmaand genoemd. Hoewel tegenwoordig bij ons alles vrijwel het hele jaar door te verkrijgen is, is de oogsttijd in traditionele samenlevingen een begrip. Veteranen die lange tijd in Nieuw-Guinea of Voormalig Nederlands-Indië doorbrachten kunnen hierover meepraten.
In Nederlands-Indië was de oogst aanleiding voor groot feest. Als uitgezonden militair kon je zo op meerdere feesten meegenieten, net als Nederlands-Indiëveteraan Sarfatij. “De rijst stond twee meter hoog. En de loerah’s (Indonesische dorpshoofden, red.) kwamen bij mij. En dat zijn beschaafde mensen hoor. Weten hun manieren en alles. Het ging erom of ik me wilde inzetten zodat zij slametan, feest, mochten houden, voor het binnenhalen van de rijst. En dat is mij gelukt, telefonisch. En toen kwamen ze weer. Of ik hun de eer wilde doen bij het feest aanwezig te zijn. Had je me moeten zien. Of ik de onderkoning van Engeland was. En het was niet één feest. De hele omgeving ging feest vieren. De ene op de andere dessa (Javaans dorp, red.) volgde. En ik ging er steeds heen… het was geweldig, prachtig mooi.”
Doordat de oogst zo’n belangrijke rol speelde binnen de Indische gemeenschap, diende het ook vaak als gespreksonderwerp. Door over de oogst te praten, creëerden de uitgezonden militairen een band met de dorpelingen. Zoals Nederlands-Indiëveteraan Van Gelder vertelt: “Op patrouilles ging je langs de dessa’s, vragen hoe het ging. Twee redenen: kijken of je inlichtingen kon krijgen, of er nog ploppers ’s nachts waren geweest of niet. Want die ploppers leefden van het land, eisten gewoon van de bevolking rijst en dergelijke en verdwenen dan weer. Maar dan had je het ook met zo’n kampong- of dessahoofd over hoe het met de oogst ging, of de kindertjes weer naar school gingen. En dan zat je uren te praten, heel rustig, zoals wij zouden doen over het weer, met koffie erbij. Soms merkte je in die gesprekken dat er iets aan de hand was, dat het niet zo safe was. Dan waren ze een beetje traag en keken ze weg.”
Verblijf en optreden van het 1e Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Militairen in gesprek met de plaatselijke bevolking in een dorp. (1946 – 1948)
Af en toe kon het voorkomen dat militairen meehielpen met de oogst, zoals Tweede Wereldoorlogveteraan De Jonge in Engeland. “In het voorjaar van ‘41, en ook in het najaar natuurlijk, werden Nederlandse militairen, omdat ze toch niet in actie waren, ingezet om boeren te helpen de oogst binnen te halen. Aardappelen en dergelijke. We hadden niet echt het gevoel dat we nou daarvoor daar waren.”
Een andere vorm van hulp bij de oogst boden Nieuw-Guineaveteraan Wind en zijn maten. “Een Papoea kwam naar ons toe en zei: ‘Sergeant, er is een varken losgebroken en het vreet al onze tuinen leeg.’ Die mensen verbouwden nog cassave en dat soort dingen. ‘Kunnen jullie dat beest niet doodschieten?’ Drie man gaan op pad om dat varken te schieten. Allemaal een karabijn geleend bij de commando’s. Eén van de drie heeft geschoten. Het varken valt dood neer, en nooit een gat te vinden waar die kogel in gegaan is. Tot ze zijn voorpoot optillen: heeft er iemand via de voorpoot direct in zijn hart geschoten.” Het varken werd vervolgens in een feestmaal verorberd.
Cyprus: de bufferzone ligt er verlaten en verloederd bij. Er is de laatste jaren vrijwel geen onderhoud gepleegd aan het eens zo mooie oude centrum van Nikosia.
Oogst op uitzending kan natuurlijk ook symbolisch zijn. Van de ervaringen die iemand opdoet tijdens de uitzending, kan diegene later de vruchten plukken. Zoals Cyprusveteraan Ten Berg vertelt: ”Sinds die tijd ben ik een beetje cultuur gaan snuiven. Voorheen boeide het me geen centimeter. Dat is echt een omslag geweest. Tempels en kloosters bezichtigen die duizenden jaren oud zijn. En hoe die mensen daar leven. Het is rustiger, mensen hebben meer tijd. Er is ruimte. Ik vind dat prachtig, het is een mooi land. Mensen zijn tevreden met een heel klein beetje. En wij niet, wij willen steeds meer.”
Voor de quotes van de veteranen is gebruik gemaakt van de interviewcollectie.