Ellen: ‘Mijn vader startte zijn carrière bij Defensie bij de Marechaussee in 1967 als zeventienjarige jongen. Later werkte hij 22 jaar voor de Inlichtingendienst. Ik ken hem niet anders dan heel sterk, een beetje een einzelgänger en iemand die weinig zijn emoties toont. Wij wisten thuis nooit precies wat hij deed vanwege zijn geheimhoudingsplicht. In zijn functie mag je weinig vertellen. Als kind vond ik het lastig dat hij militair was. Ik kon niet een dagje met papa mee naar kantoor. Toen hij werd uitgezonden naar Bosnië spookte door mijn hoofd: komt hij wel terug?’
Cor: ‘Mijn familie is verbonden met Defensie. Mijn vader zat bij de Rijkspolitie en mijn broer bij het Korps Mariniers. Ik wilde de wereld ontdekken, op avontuur. Mijn werk heb ik altijd met plezier gedaan. Ik kwam in contact met de meest uiteenlopende culturen en situaties waar je normaal niet mee in aanraking komt. Je ziet ook gruwelijke omstandigheden, zoals de massagraven in Bosnië. Thuis praatte ik hier niet over omdat ik niemand wilde belasten met deze gruwelijkheden. Ik zag het als mijn werk. Soms kon ik wel kribbig worden over de onbenullige zorgen die mensen in Nederland hadden. Het contrast met een oorlogsgebied is dan heel groot.’
Ellen: ‘Mijn vader toonde thuis niet snel zijn emoties. Alleen tijdens zijn missie kreeg ik plots lieve kaarten met tekstjes dat hij zo van me hield. Op latere leeftijd zag ik een documentaire over de oorlog in Bosnië. Op dat moment begon ik mij te realiseren dat de spanning tijdens zijn missie heel groot is geweest. Na zijn thuiskomst uit Bosnië, begrepen we elkaar soms niet. Mijn vaders belevingswereld vergeleken met die van mij was compleet anders. Hij had veel kinderen in oorlogsgebied gezien. Ik kende geen gevaar, mijn ergste probleem was dat ik die dure trui niet kon kopen. Dat botste weleens. Nu ik ouder ben en meer weet, begrijp ik hem veel beter.’
Ellen: ‘Toen mijn vader met pensioen was ik zo blij. Ik dacht: nu kan hem niks meer gebeuren. Op het moment dat de artsen vertelden dat ze mijn vader niet meer konden helpen, gebeurde iets wat ik nog nooit eerder had gezien. De blik op zijn gezicht was verslagen. Ik kende die blik niet. Thuis waren we opgevoed met: je moet sterk zijn. En als iets niet kan, dan gaan we proberen wat wel kan. De onderste steen moet boven, dat is mijn vader. Ik weet zeker dat zijn ijzeren militaire discipline hem nu op de been houdt. Door zijn ziekte ben ik nog nieuwsgieriger naar zijn werk geworden. Ik wil graag alles van hem horen, juist nu hij het zelf nog kan vertellen.’
Cor: ‘Ik ben dolblij dat Ellen het voor elkaar heeft gekregen dat we samen een vlucht konden maken in de Dakota. Ik weet dat ze een beetje vliegangst heeft en dat ze dit echt voor mij heeft gedaan. Het is een tastbare en prachtige herinnering voor ons beide.’