Bij de zorg voor veteranen zijn veel specialisten betrokken. Van geestelijk verzorger tot therapeut, van arts tot jobcoach. Het Karel Doormanfonds biedt financiële steun aan marinepersoneel dat in de knel zit. Henk van de Beek, secretaris: “Je hand ophouden is hartstikke moeilijk, en dat geldt zeker voor (oud)marinemensen.”
Vanochtend heb ik wat telefoontjes af te handelen. Bovenaan mijn lijstje staat maatschappelijk werk. Voor ons is dat een belangrijke schakel. Elke aanvraag die binnenkomt laten we namelijk beoordelen door een maatschappelijk werker van de Basis of van het Veteranenloket. Zij nemen contact op met de aanvrager en rapporteren aan ons. Pas als die toets is gedaan, bepalen wij het vervolg.
In dit geval bespreek ik een aanvraag van een meneer die mij gisteravond belde. Het gaat om een sergeant van de marine b.d. die zich als nuldelijnsondersteuner al jaren voor anderen inzet. Hij wil nu voor zijn nabestaanden wat dingen laten vastleggen, maar dat is voor hem met een klein pensioen te kostbaar. Als fonds kunnen we bijspringen door de notariskosten te betalen, maar daar gaat dus eerst een contact met maatschappelijk werk aan vooraf. Door tussenkomst van een professionele zorgverlener behouden we enige afstand. Voor de ontvanger van een gift is dat uiteindelijk ook het beste. We willen juist dat mensen in vrijheid de draad van hun leven weer kunnen oppakken, zonder het gevoel dat ze zich moeten verantwoorden.
Ik heb een paar beschikkingen die deze week de deur uit moeten. Als Karel Doormanfonds is ons er veel aan gelegen om volstrekt open te zijn over waar ons geld naartoe gaat. Kunnen wij een gift honoreren, dan stel ik een beschikking op. Aanvragers weten zo waar ze aan toe zijn en het is natuurlijk ook voor onze administratie, zodat voor de accountant alles duidelijk is terug te vinden.
Een kop koffie tussendoor kan ik goed gebruiken. Het schrijfwerk vraagt best wat concentratie, want per beschikking moet ik op papier zetten hoe we als fonds in die bewuste casus bijdragen en hoe we dat verder organiseren. Sommige verhalen blijven je lang bij. Een mooi voorbeeld is het gezin van een marineman uit Rotterdam. Zijn vrouw liep ernstig hersenletsel op door een val met haar fiets. Toen de revalidatie stokte bleek er in Amerika een behandeling die haar verder kon helpen. De werkgever heeft een deel betaalt en het gezin zelf ook. Wij hebben het resterende bedrag bijgelegd. Als je dan maanden later een bedankbriefje krijgt met het bericht dat het zoveel beter gaat, geweldig. Zo’n gezin kan weer verder. Ja, het voelt als een overwinning als iemand zijn leven weer op de rails krijgt dankzij een gift.
Straks heb ik een videogesprek met een onderzoeker die me bij wil praten over de voortgang. We zetten onze fondsmiddelen namelijk ook in voor wetenschappelijke projecten. Daarnaast blijft individuele hulp aan (oud)marinemensen een vast onderdeel van ons werk. Op jaarbasis steunen we zo’n 25 tot 30 mensen met een eenmalige gift. Bij de afweging speelt altijd een rol of iemand er zelf alles aan heeft gedaan om uit de problemen te blijven. Maar ik realiseer me bij elke aanvraag weer dat het echt niet meevalt om je hand op te houden. Voor niemand niet, maar zeker niet voor marinemensen. De cultuur is er een van: ‘het zal mij potverdorie toch niet gebeuren dat ik dit probleem niet zelf weet op te lossen’. Dan snap je dat het als falen voelt als je hulp moet vragen. Als Karel Doormanfonds hopen we vooral dat mensen ondanks die schaamte toch bij ons aankloppen. Wij zijn er voor hen.