Annette is verzekeringsarts bij het ABP

25 mei 2020
Deel dit bericht:
Uit het dagboek van een hulpverlener, deel 5.

Bij de zorg voor veteranen zijn veel specialisten betrokken. Van geestelijk verzorger tot therapeut, van arts tot jobcoach. ABP-verzekeringsarts Annette Koop brengt advies uit over de vraag of een veteraan in aanmerking komt voor militair invaliditeitspensioen (MIP). “Zo’n gesprek kan soms tot wel vier uur duren.”

9.45 uur

De receptionist heeft me laten weten dat mijn afspraak is gearriveerd. Terwijl de veteraan en zijn vrouw in de wachtruimte zitten ruim ik de laatste dingen op. Hoe minder er afleidt hoe beter. Veteranen die hier komen hebben vaak een geschiedenis van jaren waarin hun leven langzaam uit de handen is geglipt. Als dan eenmaal de diagnose volgt van bijvoorbeeld PTSS is er al veel kapotgegaan; relaties, werk, inkomen. Dat is ook de fase waarin de aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen wordt opgestart. Op dat moment ben ik samen met mijn collega-verzekeringsartsen aan zet om een deskundig, onafhankelijk advies te geven.

‘Een balanceer-act waarbij veel op het spel staat’

10.00 uur

Zodra ik de wachtkamer binnenkom staat de man direct op. Het is duidelijk dat hij gespannen is. Ik ben blij dat zijn vrouw is meegekomen. Als steun, maar zeker ook als informatiebron. Je ziet veel dat mensen die aan een trauma lijden vergroeid zijn geraakt met hun klachten. Iemand uit de nabije omgeving kan dan veel waardevols toevoegen om een realistisch beeld te geven van wat er allemaal speelt.

Ik neem de tijd om uit te leggen wat het doel van dit gesprek is. Ook al duurt ons contact maar enkele uren, de relatie die we in die tijd opbouwen is mijn belangrijkste gereedschap om mijn werk te kunnen doen. Het is een soort balanceer-act, en dan een waarbij er voor mijn gesprekspartners veel op het spel staat. Het vraagt behoorlijk wat inschattingsvermogen van mij om de goede toon te kiezen. Een grapje tussendoor bijvoorbeeld kan enorm effectief zijn, maar het kan ook dat iemand daardoor dichtklapt. Zie dat nog maar eens om te buigen.

Ons gesprek over allerlei dagelijkse situaties levert al belangrijke indrukken op. “Of we uit eten gaan?”, beantwoordt de echtgenote mijn vraag. “Daar is geen sprake van. Bij uitzondering misschien ergens wat drinken. Maar dan wel altijd op het meest ongezellige terras waar het rustig is en waar mijn man met de rug tegen de muur kan zitten zodat hij het overzicht heeft.” Hij knikt erbij. Het moeilijkste deel van het gesprek moet dan nog komen. Ook de traumatiserende ervaringen tijdens de uitzending zijn onderdeel van mijn rapport. Waar de veteraan totnogtoe uitgebreid in zijn antwoorden was, is het nu trekken en sleuren. Het zweet staat op zijn voorhoofd. Aan het slot van ons gesprek vat ik samen wat ik heb gehoord. Ik vertel erbij dat ik zowel het verhaal van de cliënt als de behandelgegevens zal betrekken in mijn advies over het recht op een invaliditeitspensioen. Soms is daarbij aanvullende psychiatrische expertise nodig.

13.30 uur

Ik maak een wandeling met een collega en schrijf na lunch alvast een schetsverslag van ons gesprek. Zo vaak als je in mijn werk dit soort verhalen hoort, wennen doet het niet. Het lijkt helder dat bij deze veteraan sprake is van een dienstverband-aandoening. Dat er straks een gedeelte invaliditeitspensioen als inkomen is geeft hopelijk een basis om verder te kunnen. Het behandeltraject zal nog zwaar genoeg zijn, want elke herinnering roept weer andere herinneringen op. Je wenst zo’n gezin alleen maar toe dat ze aan een nieuw hoofdstuk mogen beginnen.