''Heldere instructie: vernietigen''

26 november 2019
Deel dit bericht:
Dagboekschrijver Richard van Gils.

Veteraan Richard van Gils is van oktober 2006 tot mei 2007 als dagboekschrijver uitgezonden naar Kabul. Hij zat in de staf van Regional Command South. ‘Ik sprak bijna dagelijks met de verantwoordelijke commandanten. Ik wilde een reconstructie maken in de breedste zin van het woord.’

Tekst: Eline Lubberts / Fotografie: Milan Vermeulen

Drs. Richard van Gils (49) is hoofd van de afdeling Publieksinformatie en collecties en tevens senior operationeel onderzoeker bij het NIMH. Hij is gespecialiseerd in contemporaine, internationale militaire operaties. Hij is coauteur van meerdere onderzoekspublicaties, waaronder Van Korea tot Kabul. Ook is hij een van de initiatiefnemers van de Encyclopedie Internationale Operaties. Hij is als reserveofficier verbonden aan de Koninklijke Landmacht. Van Gils was van oktober 2006 tot mei 2007 als operationeel dagboekschrijver actief in de staf van Regional Command South − Afghanistan, onder leiding van generaal-majoor A.J.H. van Loon. Daarnaast is hij meerdere malen voor een periode van vier weken in Afghanistan en Mali geweest.

Tegenwoordig is Van Gils hoofd van de afdeling publieksinformatie bij het NIMH in Den Haag en initiatiefnemer van het project Operationeel Dagboek. In zijn kantoor valt tussen alle boeken en mappen zijn verzameling legerlaarzen op. Ze vertellen allemaal een verhaal over zijn uitzendingen. De eerste zijn van zijn trainingstijd, als hij net in militaire dienst zit. En hij heeft laarzen uit de periode waarin hij in Kabul, Afghanistan diende en in Mali zat.

Van Gils zegt dat hij tijdens zijn missie in Afghanistan nauwelijks de poort uit is geweest. En dus van het leven buiten het kamp niet zo gek veel heeft meegekregen. Hij legt bevlogen uit wat de functie van een dagboekschrijver op missie is en vindt het belangrijk om te vertellen hoe het is gekomen dat ze opnieuw zijn toegevoegd aan (de grotere) uitzendingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de functie van dagboekschrijver namelijk opgeheven.

Rode draad
Als Van Gils in 1994 zijn studie geschiedenis afrondt, moet hij opkomen voor zijn nummer. ‘En toen hing de Sectie Militaire Geschiedenis van de landmacht aan de telefoon. Of ik interesse had om mijn dienstplicht bij hen te vervullen.’ Zo begon zijn carrière met het schrijven van een boek over Bergen op Zoom als militaire stad (naar aanleiding van de sluiting van de laatste kazerne) en hij was coauteur van een boek over 1 Divisie ‘7 December’.

Van Gils heeft zich jarenlang hard gemaakt voor het meesturen van dagboekschrijvers op uitzending. De overtuiging van het nut van een adequate verslaglegging, van het goed documenteren van de stappen in de besluitvorming, dringt zich meer en meer op aan Van Gils in de periode dat Srebrenica viel:

 

‘Er was zoveel onduidelijkheid en er waren zoveel vragen. Collega’s van de sectie deden onderzoek ter plaatse, ik bleef achter en spitte kranten en tijdschriften door om informatie te verzamelen.’

Srebrenica is een rode draad door de carrière van Van Gils. ‘Het is al bijna 25 jaar mijn dossier. Het heeft ons doen inzien dat we harder moesten werken aan de verslaglegging.’ Van Gils vroeg destijds rond wat er met dossiers gebeurde. Hij kreeg een foto toegestuurd: een militair stond bij een vat waaruit grote vlammen sloegen terwijl hij de documenten hierin verbrandde. ‘Dat was al jaren de normale gang van zaken. In het vernietigingsvoorschrift stond: vernietig de papieren bij calamiteiten. Men vond het onzin om archiefmateriaal mee terug naar Nederland te nemen.’

Hectische tijd
Er kwamen vragen over Srebrenica, van de minister, uit de Kamer en van journalisten. Van Gils en zijn collega’s moesten de informatie overal vandaan peuteren. ‘Dan vond ik weer videobanden op een archiefkast, dan doken er via via weer verslagen op. Omdat we niet alle informatie overzichtelijk bij elkaar hadden, duurde het ontzettend lang voordat we duidelijk hadden wat er had gespeeld, welke beslissingen wanneer genomen waren. En die informatie bleek juist nu cruciaal: voor de politiek, maar uiteraard ook voor de mannen en vrouwen die er middenin hadden gezeten. Het hielp het imago van de landmacht niet, het was net of ze wat te verbergen hadden als weer ergens informatie werd gevonden. Maar zo chaotisch ging het er toen echt aan toe.’

Van Gils kreeg daarna de opdracht te onderzoeken op welke manier de overdracht van informatie vanuit het missiegebied naar Nederland kan worden verbeterd. Hij kwam met twee voorstellen: archiefvorming te velde plus het bijhouden van een operationeel dagboek. ‘Het eerste voorstel was snel gerealiseerd. De archiefbescheiden werden voortaan overgebracht naar Nederland. Het dagboek lag wat gevoeliger. Zeker na Srebrenica werd een dagboek bijhouden gezien als een poging van de Haagse staven om over de schouder van de operationele commandant mee te kijken. Het idee dat iemand meegaat en alles noteert viel niet direct in goede aarde. En dat is ook wel begrijpelijk.’

Maar met kleine stappen wende men aan het idee. ‘In 2002 ging voor het eerst een dagboekschrijver mee op uitzending, naar Kabul. Al doende stelden we vast hoe een operationeel dagboek eruit moest gaan zien. Tijdens zijn verlof verving ik hem en kon zelf zien welke informatie daar voorhanden is. Ook kreeg ik meer inzicht in de besluitvormingsprocessen daar.’ Dat smaakte naar meer. In 2006 ging hij opnieuw, naar Kandahar.

 

Kandahar

Het dagboekschrijven is meer dan alleen samenvattingen van de rapportages: ‘Ik woonde alle besluitvormende vergaderingen bij. Ook sprak ik bijna dagelijks met de verantwoordelijke commandanten. Mijn doel was dan ook om een reconstructie te maken in de breedste zin van het woord.’ Het klinkt simpel, maar het was flink aanpoten, ontdekte Van Gils. ‘Ik woonde de ochtendbriefings bij, schoof aan bij planningsvergaderingen en ging bij de sleutelfiguren langs. Feitelijk keek ik met de bril van de commandant naar de situatie en was dus goed op de hoogte van het reilen en zeilen binnen de operatie. Ik wist welke beslissingen waren genomen en waarom. Dus ook waarover discussie was geweest of wat de afwegingen waren. Dat zorgt voor een compleet beeld.’

De verslagen zoals de dagboekschrijvers ze nu nog steeds opstellen, voldoen aan een aantal punten: zij zijn een feitelijke reconstructie van wat er gebeurd is en ze moeten begrijpelijk zijn voor mensen die niet ingevoerd zijn in de materie. Bovendien is er ruimte om bijlages aan het digitale dagboek toe te voegen. ‘Zo is alle informatie gebundeld. Door duidelijk datering is alles goed terug te vinden.’ De dagboeken zijn niet openbaar toegankelijk, vanwege de vertrouwelijke informatie. Van Gils:

‘Ze zijn al nuttig gebleken. Bijvoorbeeld bij onderzoeken voor dapperheidsonderscheidingen, bij vragen vanuit de Defensiestaf en de Kamer en voor het inwerken van opvolgers.’

Inmiddels bestaat er een poule van schrijvers. Allemaal zijn ze getraind en in staat om op elk moment af te reizen naar een missie. Ze doen een complete toer van een half jaar, maar vervangen elkaar ook tijdens verlof. De schrijvers zijn in beginsel alleen aanwezig bij missies waar minimaal een bataljon Nederlandse militairen wordt ingezet, waar sprake is van gebiedsverantwoordelijkheid en van een bepaalde mate van operationele dynamiek. Op dit moment worden er geen dagboekschrijvers ingezet. Wel staat een aantal dagboekschrijvers, onder wie Van Gils, op een aantal dagen notice-to-move. Dat wil zeggen dat ze beschikbaar zijn voor inzet bij een hoofdkwartier van de Europese Unie, de NATO Response Force, de Very High Readiness Joint Task Force en de EU-battlegroup.